Open access week: komt het nog goed?
Gerard Meijer trok maandagmiddag fel van leer tijdens de opening van de open access week. Wat is nu precies het probleem, en is er een oplossing? Een reconstructie van een patstelling die al maanden duurt. All in In januari van dit jaar gooide Gerard Meijer zijn kaarten op tafel. ‘Als Elsevier niet méér toegeeft, dan starten we voor de zomer de boycot,’ liet hij in de NRC weten. Het spel dat de VSNU en Elsevier speelden, werd niet langer gespeeld in een donkere, rokerige kamer. Opeens stonden de hoofdrolspelers middenin de publieke arena. En daar wordt een heel ander spel gespeeld, zo bleek al gauw. Want het ging niet meer om een paar partijen die om de tafel zaten. Nu ging het ook om wetenschappers die zich eindelijk gesteund voelden in hun onmacht tegen de groeiende kosten van de abonnementen, terwijl zij zagen hoe hun bibliotheken steeds meer moeite had om de organisatie financieel gezond te houden. Zij kregen van Gerard Meijer een stok om mee te slaan, toen hij in hetzelfde artikel van NRC een drietrapsraket aankondigde. ‘Eerst gaan we onze topwetenschappers die in adviesraden of redacties van een Elseviertijdschrift zitten, individueel benaderen met het verzoek die functie neer te leggen. Daarna vragen we onderzoekers te overwegen om te stoppen met reviewen voor Elseviertijdschriften, en vervolgens vragen we ze ook geen onderzoek meer te publiceren in die tijdschriften.’ Call In juni 2015 benaderden de universiteiten haar medewerkers die editor waren bij Elsevier met de vraag of zij inderdaad bereid waren om hun werkzaamheden bij een wetenschappelijk tijdschrift van Elsevier neer te leggen. De meningen waren verdeeld. ‘De bereidheid is er in meer en mindere mate,’ vatte Bastiaan Verweij, woordvoerder van de VSNU, toen samen. Philippe Terheggen, managing director STM Journals van Elsevier, hoort weinig van editors die hun tijdschrift willen verlaten. ‘Ik zie juist een grote betrokkenheid bij hun tijdschriften. Ze vinden het vervelend dat zij zo tussen de universiteiten en Elsevier in komen te staan. Ze krijgen daardoor het gevoel te moeten kiezen voor één van de partijen. Dat vind ik geen goede zaak.’ Terheggen wil, voor hij verder praat, één misverstand uit de wereld helpen: ‘In de media lijkt het net alsof Elsevier tegen open access is, dat is absoluut niet waar. Wij bieden een breed scala aan Open Access publicatiemogelijkheden en zijn zelfs een van de grootste Open Access uitgevers. De VSNU en Elsevier zijn samen op zoek naar de juiste manier om een transitie naar Open Access mogelijk te maken.’ ‘Het klinkt allemaal heel gemakkelijk, die transitie naar open access, maar zo is het in de praktijk niet. Ten eerste is het zo dat niet ieder land de voorkeur geeft aan open access. Daarnaast betekent het publiceren met open access ook dat er meer digitale ondersteuning moet komen en het levert ook vragen op. Want als nu alles open access wordt, betekent dit dat de Nederlandse belastingbetaler toegang heeft tot alle wetenschappelijke artikelen, maar ook andere landen kunnen gratis de Nederlandse artikelen zien. De Nederlanders hebben op hun beurt niet zonder meer toegang tot de artikelen van buitenlandse wetenschappers.’ Financiële impuls
Volgens Terheggen wil Nederland koploper zijn op het gebied van open access, zonder ervoor te betalen. ‘Het Verenigd Koninkrijk wilde ook volledig open access publiceren. De overheid heeft daar een flinke financiële impuls gegeven om dit mogelijk te maken. Nederland is niet bereid dat te doen en dat is niet logisch. Wie voorop wil lopen, zal daar ook in moeten investeren.’ In 2013 was de winstmarge van Elsevier 39 procent. Ondertussen blijven de universiteitsbibliotheken maar snijden in hun budgetten. Snapt Elsevier hoe zuur dat is voor wetenschappers die artikelen in tijdschriften publiceren die hun eigen collega’s niet eens kunnen lezen? ‘Laten we het even in perspectief plaatsen,’ antwoordt Terheggen. ‘Het budget van universiteiten bestaat meestal voor 1 procent uit abonnementen. Natuurlijk vind ik het erg dat de budgetten slinken, maar om de schuld in onze schoenen te schuiven, is onterecht.’ Onmisbaar Terheggen benadrukt het belang van Elsevier voor de academische gemeenschap. ‘We bieden meer dan een tijdschrift om in te publiceren. Elsevier is nummer 1, dan praat je niet alleen over de grootte, maar ook over de kwaliteit. In de wereld zijn artikelen die het verschil maken en daarvan publiceren wij 28 procent. Dat is veel hoger dan ons marktaandeel. Die positie hebben we te danken aan onze editors, het vertrouwen van onze auteurs en het geweldige werk van de reviewers. Van onze artikelen is het citatie-aandeel veel hoger dan bij de andere uitgevers. Daar hebben Nederlandse wetenschappers baat bij.’ Maar als Nederlandse universiteiten (en daarmee de wetenschappers) besluiten dat ze Elsevier gaan boycotten, wat gebeurt er dan? ‘Daar ga ik nog niet eens over speculeren,’ antwoordt Terheggen resoluut. ‘Ik ben ervan overtuigd dat we hier uit gaan komen.’ Zomerstop Tijdens de zomer was er even een korte adempauze voor de VSNU en Elsevier. Maar in het najaar werden de mouwen weer opgestroopt. Ondertussen blijft de tijd doortikken en nadert 1 januari 2016 snel. Als de partijen voor die tijd niet tot een overeenkomst komen, zullen Nederlandse universiteiten geen toegang meer hebben tot Elseviertijdschriften. ‘Ik trek graag op met de uitgeverijen, maar als dat niet lukt dan zijn we bereid om het zonder hen te doen’, zei Meijer maandagmiddag tijdens het debat. Dat zal een flinke impact hebben op de Nijmeegse wetenschappers. Uit de raadpleegcijfers van de UB van de Radboud Universiteit van 2014 blijkt dat Elseviertijdschriften verreweg het meest geraadpleegd worden. Grote paniek hoeft er volgens Meijer niet uit te breken. ‘Als de onderhandelingen niet op tijd afgehandeld zijn, hebben we flink wat geld over. Het is natuurlijk vervelend voor wetenschappers als zij geen toegang meer hebben tot de wetenschappelijke artikelen van Elsevier, maar het is niet onoverkomelijk.’ / Jolene Meijerink