Finest hour van een kunsthistoricus
Het loopt storm bij de expositie over Jeroen Bosch. Hoogleraar kunstgeschiedenis Jos Koldeweij en zijn dreamteam staan aan de wieg ervan. ‘Mijn angst was natuurlijk: houden we dat team wel zes jaar bij elkaar?’
De vrek staat aan het einde van zijn leven voor de keus: laat hij zich verleiden door de duivel die hem een flinke zak geld aanbiedt, of volgt hij de hand van de engel, die wijst naar Christus aan het kruis? Houdt hij kortom vast aan zijn aardse bezit of kiest hij de weg van de goede christen? Veel tijd heeft de vrek niet, want de dood gluurt al om de hoek van de slaapkamerdeur.
‘Dat is nou wat Bosch steeds doet’, zegt Jos Koldeweij zacht, zonder zijn ogen af te wenden van het schilderij voor hem, een van de topstukken van Jeroen Bosch die sinds kort in Het Noordbrabants Museum in Den Bosch hangen. ‘Hij laat ons kijken en zadelt ons intussen op met het dilemma: hoe ga ik zelf door het leven? Kies ik voor goed of kies ik voor slecht? Slecht is leuker, lekkerder, vrolijker, maar is niet verstandig. En dan beeldt hij die gigantische hel af, waarbij de kans vrij groot is dat we daar met z’n allen heen gaan.’
Koldeweij is initiator van het Bosch Research and Conservation Project (BRCP) dat de schilderijen en tekeningen van de schilder de afgelopen jaren onderzocht en opknapte. De Nijmeegse inbreng in het project is groot: de meeste leden werken aan de Radboud Universiteit, de restaurator is alumnus.
‘Jos’, fluistert een dame, die de hoogleraar kunstgeschiedenis aanschiet terwijl hij een privérondleiding geeft in het museum. ‘Denk je eraan dat de verslaggever van de Daily Telegraph je nog wil spreken?’ Koldeweij kijkt even op en knikt geruststellend. Om daarna opnieuw te verdwalen in de voorstelling van De dood van een vrek, die tot voor kort nog aan de muur hing in de National Gallery of Art in Washington. Koldeweij lijkt bijna te verdwijnen in het schilderij. Hij is niet alleen bewonderaar en kenner van Bosch, hij heeft ook weet van de wereld áchter de schilderijen.
Verf
De afgelopen zes jaar gaven hij en docent kunstgeschiedenis Matthijs Ilsink leiding aan het team onderzoekers dat met topapparatuur het grootste deel van de schilderijen en tekeningen van Jeroen Bosch heeft bestudeerd. De onderzoekssessies in steden als Venetië, Lissabon, Washington, Parijs en Madrid waren stuk voor stuk hoogtepunten. ‘Dat je dagenlang met je team in een museum volstrekt geconcentreerd bezig bent met dat ene schilderij, is fantastisch. Weg van alle sores, gewoon helemaal gefocust op dat ene object. Je kijkt, legt vast, stelt elkaar vragen en zo kom je verder. Dan snap je pas écht hoe een schilderij is opgebouwd, waarom het eruitziet zoals het eruitziet. Je komt heel dichtbij de schilder en zijn creatieve proces.’
Bosch zou het hen vast vergeven, denkt Koldeweij, dat ze vijf eeuwen later met fototechnieken onder de bovenlaag verf hebben gekeken. ‘Door het schilderij te vergelijken met de onderlaag, dus de eerdere versies, begrijp je beter wat uiteindelijk geschilderd is. Precies daarom zal de schilder geen bezwaar hebben gemaakt, denk ik. We begrijpen zijn bedoelingen nu beter.’
Duivelse monsters
Bij Bosch zijn het de details die bijzonder zijn: de veelkoppige monsters, aangeklede vissen en varkens, bizarre planten, uilen met indringende blikken en duivels met vissenkoppen. Maar belangrijker nog is het verhaal dat Bosch neerzet, betoogt Koldeweij. ‘Als Rembrandt een schuttersportret maakt, dan moeten die mannen er goed opstaan, representatief, daar speelt de schilder dan mee en daarmee doorbreekt-ie tradities. Maar hij heeft niet als Bosch een boodschap die hij wil overbrengen, een moraliserend doel.’
Verhalende kunst, noemt Koldeweij de schilderijen van Bosch. ‘Veel onderzoek naar zijn werk gaat eindeloos van detail naar detail waardoor je de betekenis van het geheel uit het oog verliest. Dat is jammer. Zijn schilderijen gaan over het leven zelf. Hij vertelt het verhaal van de gang van de mensheid en tegelijk ook het verhaal van elk individueel persoon.’
Je moet Bosch’ schilderijen niet bekijken, je moet ze lezen, zegt Koldeweij. Zeker de drieluiken. Hij wijst op de landloper met de rugkorf op de gesloten luiken van De Hooiwagen. De man staat symbool voor de mens op zijn levenswandel. Sla het drieluik open en dan is daar op het middenpaneel ineens de immense hooiwagen die wordt voortgetrokken door duivelse monsters en staat voor aards bezit. De non, de pater, iedereen probeert hooi mee te grissen. Op de zijpanelen het paradijs met Adam en Eva en de hel. Een groepje pelgrims op de voorgrond aanschouwt het tafereel en kijkt tegelijk de toeschouwer aan.
‘Juist dat verhalende maakt zijn werk heel bijzonder’, vindt Koldeweij. ‘En je ziet dat Bosch alles inzet om zijn verhaal over te brengen op de toeschouwer. Door zijn directe manier van schilderen en door die rare monsters en gedrochten blíjf je kijken en omdat je blijft kijken ga je beter nadenken over wat de schilder heeft bedoeld.’
‘Jos’, zegt de museummedewerker weer als ze vanuit het donker opeens voor hem staat. ‘Denk je nog aan de verslaggever van de Daily Telegraph?’ Koldeweij knikt, en versnelt zijn pas, op weg naar De Heilige Hiëronymus in gebed.
Nog niet eerder is zo veel werk van Bosch bijeengebracht als in de overzichtstentoonstelling Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie. Normaal hangen de werken in de grote musea van de wereld: het Louvre in Parijs, het Prado in Madrid, het Metropolitan Museum of Art in New York. Nu zijn ze weer in de plaats waar de schilder woonde, werkte en vijfhonderd jaar geleden stierf.
Zonder Den Bosch was de schilder niet zo groot geworden, vermoedt Koldeweij. De Brabantse stad was vijfhonderd jaar geleden een bloeiende stad, maar kende geen traditie van schilderkunst. ‘Als Bosch in Antwerpen of Brugge was opgegroeid, waar de grote ateliers waren, dan had hij zich nooit zo los kunnen maken van de traditie, dan had-ie meer in de pas moeten lopen.’ Jeroen Bosch werkte in een artistiek isolement, hij had alle ruimte om zich te ontwikkelen en niemand legde hem een strobreed in de weg. Dat verklaart waarschijnlijk zijn stijl, die spontaan en gedurfd is. ‘En hij schildert creaturen die in zijn tijd nog nooit iemand had geschilderd.’
Bakkeleien
Het onderzoeksproject van Koldeweij en zijn collega’s is geslaagd: het grootste deel van het werk van de schilder is minutieus onderzocht en zeventien (van de 24) schilderijen en negentien tekeningen zijn bijeen in Het Noordbrabants Museum. Maar hij heeft de afgelopen jaren ook wel eens wakker gelegen van het project, geeft hij toe. ‘Mijn angst was natuurlijk: houden we dat team wel zes jaar bij elkaar?’
Koldeweij leidde het negenkoppige team samen met Matthijs Ilsink, maar voelde zich sterk verantwoordelijk voor de sfeer in de groep. ‘Je bent tenslotte de initiator van het project en in die zin hoofdverantwoordelijke.’
Zes jaar lang bereid zijn alles te geven voor een project, is niet niks. Zeker niet als wordt verwacht dat je op elk moment klaarstaat. Voor elk teamlid geldt immers: of er nu thuis een partner en baby of juist puberkinderen op je aandacht wachten, dat doet er op zo’n moment niet toe. Koldeweij: ‘Zodra we toestemming kregen van een museum om te komen, moesten we ook gelijk gaan. Met sommige musea zijn we drie jaar aan het bakkeleien geweest: kunnen we komen, we willen dit, we willen dat, we hebben zoveel ruimte nodig. Als ze dan bevestigen dat je welkom bent en op welke datum, moet je meteen alles laten vallen en met het hele team ernaartoe.’
Af en toe was de sfeer in de groep gespannen, natuurlijk. Zoals de twee weken in Lissabon, waar ook twee weekeinden in zaten. ‘Het museum was ongelooflijk gastvrij. We mochten van ’s ochtends acht tot ’s avonds acht uur werken. Je ontbijt samen, je vertrekt om acht uur samen naar het museum, je luncht samen, je werkt samen tot acht uur ’s avonds. Dan sta je op straat en ga je met z’n allen eten.’
In zo’n situatie hoeft er natuurlijk maar dít te gebeuren en de bom barst. En dat gebeurde bijna in Lissabon. Koldeweij: ‘Vanaf dat moment hebben we besloten nooit meer zo’n lange periode achter elkaar te onderzoeken, althans niet met twee weekeinden erin. We waren het daar allemaal over eens. In die zin was het geen dieptepunt, maar wel een leermoment, zoals dat dan heet.’
Achter hem heeft museumdirecteur Charles de Mooij zich inmiddels ontfermd over de verslaggever van de Daily Telegraph. Ze bekijken het mannetje met de trechterkop op het paneel van De verzoeking van de heilige Antonius, dat in het depot lag van het Nelson-Atkins Museum of Art in Kansas City en op het laatste nippertje door het onderzoeksteam werd ontmaskerd als een echte Bosch.
Koldeweij wijst onverstoorbaar op het schilderij van de heilige Hiëronymus, die zijn rode kardinaalskleed heeft afgelegd en in een wit hemd in het gras ligt. De vrome christen, naamgenoot – en dus patroonheilige – van Bosch, bidt, geflankeerd door vreemde vruchten, een katachtig wezen en een uil. ‘En kijk hier, híer, die stip bij het meer’, Koldeweij priemt met zijn vinger. ‘Als je dit uitvergroot – en dat hebben we natuurlijk gedaan – dan zie je een vrouwtje dat de witte was aan het doen is. Ze legt het wasgoed te drogen op het gras.’ Hij glimlacht. ‘Mooi hoe Bosch nadenkt over zo’n voorstelling. Zo van: hij smetteloos, zij smetteloos.’
De hoogleraar doet een pas naar achteren. ‘En wat bij de restauratie nou tevoorschijn kwam, was dat tweede uiltje daar, dat nog niemand had gezien en dat gluurt naar de andere uil, die ons weer aankijkt. Heel typerend voor Bosch: dat spel van kijken en bekeken worden. Bijzonder toch?’ / Martine Zuidweg
Dit artikel stond eerder in Vox.
Vanwege overweldigende belangstelling heeft het museum de openstelling verruimd met extra ’tijdslots’ in de avonduren. Op zondag tot en met woensdag: extra tijdslot van 18.00 tot 19.00 uur (museum open tot 20.00 uur); op donderdag, vrijdag en zaterdag: extra tijdslot van 18.00 tot 19.00 uur, 19.00 tot 20.00 uur, 20.00 tot 21.00 en van 21.00 tot 22.00 uur (museum open tot 23.00 uur). Reserveren uitsluitend via de website.