Gerard Meijer wil weer zelf scoren
Vandaag neemt collegevoorzitter Gerard Meijer (54) afscheid. Wat wilden zijn collega’s nog van hem weten? Vox interviewde hem aan de hand van vragen van anderen. 'Het is goed dat ik terugga naar het onderzoek. Daar snap ik tenminste wat er gebeurt.'
Stef Olsthoorn, hoofd van het Technocentrum en voetbalteamgenoot: Op het voetbalveld ben je een zeer goede spelverdeler met inzicht en een geweldige pass. Vertaald naar je werk als collegevoorzitter lijkt me die vaardigheid ideaal. Maar je bent ook een speler die graag zelf scoort. Hoe ben je hier als collegevoorzitter mee omgegaan?
‘Van alle metaforen zijn de voetbalmetaforen de leukste. Je zou kunnen zeggen dat ik van speler in het team de voorzitter werd van de club. Wanneer je niet meer zelf scoort, moet je je motivatie halen uit het feit dat de club het goed doet. Dat moet je leren, vooral als je bent groot geworden in een omgeving waar het vooral ging om het zelf behalen van resultaten. Het is een proces geweest. Nu ben ik trots als deze universiteit een ERC-grant of een Spinoza-prijs binnenhaalt. Denk ik ‘dat is toch wel fantastisch mooi’.
Vox: Denkt u dan ook: ik heb hier een aandeel in gehad?
‘Ja, maar veel minder direct. Door te sturen en mensen een kans te geven. Het zelf scoren heb ik best wel eens gemist. Ik weet hoe het is als een eigen promovendus promoveert. Of als jouw artikel in een zeer gerenommeerd tijdschrift wordt gepubliceerd. Scoren als collegevoorzitter doe je op een ander niveau. Door programma’s in het leven te roepen als het Excellence Initiative, door je hard te maken voor Open Access. Dat geeft een ander soort voldoening.’
Vox: Minder?
‘Minder. Dat heeft meegespeeld in mijn overwegingen om weer onderzoek te gaan doen. Uiteindelijk vind ik dat leuker. Ik vind bestuurswerk belangrijk en het is essentieel dat het goed gebeurt – dat iemand het doet. Die iemand hoef ik niet per se te zijn.’
Bas Kortmann, oud-rector en bestuurscollega tot 2014: Was je niet liever rector/voorzitter geweest naar Leids model? Dus twee functies in één?
‘Ik snap waar hij op doelt. Als je als wetenschapper de rol van collegevoorzitter op je neemt, heb je veel overlap met de rector die gaat over onderwijs en onderzoek. Het hangt van personen af hoe goed dat gaat. Met Bas, die er al zat toen ik kwam, verliep dat probleemloos. Hij heeft me een boel geleerd en we zaten nooit in elkaars vaarwater. Wat betreft het onderwijs: daar heb ik affiniteit mee in die zin dat ik het graag zelf geef, maar ik heb minder met de organisatie van het onderwijs. Hoe de opleidingen zijn gestructureerd, hoe je omgaat met examencommissies. Prima dat de rector daar de verantwoordelijkheid voor heeft. Met de organisatie van het onderzoek heb ik die affiniteit wel, terwijl dat ook een typische rectorszaak is. Dus is het van belang dat je goede afspraken maakt met elkaar.
‘De huidige rector en ik hebben veel overlap’
Het nadeel van het Leidse model is dat wel heel veel taken rusten op de schouders van de voorzitter en dat het werk voor de andere twee personen in het bestuur een beetje ondankbaar is. Volgens mij is een universiteit het meest gebaat bij een echt collegiaal bestuur waarin de drie leden even zichtbaar zijn. Dat betekent dat je goed moet kijken naar de samenstelling en de taakverdeling.’
Vox: Met Theo Engelen, de opvolger van Bas Kortmann, liep het fout. Kwam dat doordat u in elkaars vaarwater zat?
‘Nee, hier speelden andere dingen.’
(Meijer wil geen verdere uitleg geven, omdat bij het vertrek van Engelen de afspraak is gemaakt dat beide heren zwijgen over de kwestie.)
Vox: Naar wat voor type bestuurder moet de universiteit op zoek om het gat dat u achterlaat op te vullen?
‘De huidige rector Han van Krieken en ik hebben best veel overlap. Hij komt uit de medische hoek, ik ben een bèta. Hij leidde een groot onderzoeksinstituut, net als ik. Ik denk dat hij de juiste persoon is om een deel van wat ik deed op de Radboud Universiteit over te nemen. Ik ben zelf voorstander van een voorzitter met een academische achtergrond, omdat je dan meer kans hebt het respect van de wetenschappers te verdienen en echt weet wat er speelt. Maar het moet ook iemand zijn die affiniteit heeft met politiek. Dat ontbreekt op dit moment een beetje.’
Vox: U had geen ervaring in Den Haag. Hoe heeft u zich gered?
‘Ik heb de politiek moeten leren kennen. Mijn voorganger Roelof de Wijkerslooth heeft me geholpen ingangen te krijgen. Door de onderhandelingen namens de universiteiten met Elsevier rond Open Access heb ik goede contacten opgebouwd, onder meer met staatssecretaris Sander Dekker. De Radboud Universiteit is goed zichtbaar geweest in Den Haag, maar het heeft wel wat tijd gekost. Mijn wereld is het niet. Politici blijken vaak een dubbele agenda te hebben en zijn niet altijd eerlijk.’
Fysicus Janneke Blokland, voormalig post-doc in Berlijn en nu dominee in de UK: Wat zijn de meest inspirerende momenten en ontmoetingen geweest? Waren er gesprekken of momenten die je bevestigd hebben in wat je doet of momenten waarop je besloot iets geheel anders te doen?
‘Een voorbeeld is mijn omgang met Sander Dekker. Voor Open Access heeft hij veel goeds gedaan. Later bleek hij bereid de nieuwe NWO-wet mede door Economische Zaken te laten ondertekenen. Ik heb hem laten weten dit principieel onjuist te vinden en het essentieel te achten dat dit uitsluitend een OC&W aangelegenheid blijft, maar hij wuifde mijn bedenkingen eenvoudig weg. Vervolgens wilde hij ook nog snel een brief over valorisatiebeleid naar de Kamer sturen. Pas toen begreep ik dat hij zich mogelijk goed wil positioneren als volgende minister van EZ, en dat hij bereid lijkt de kroonjuwelen van zijn huidige ministerie daarvoor te verkwanselen. Dat is één van die momenten waarop ik dacht: hier wil ik ook niks mee te maken hebben, het is goed dat ik terugga naar het onderzoek. Daar snap ik tenminste wat er gebeurt.
‘Ik vond het mijn plicht om de vier jaar vol te maken’
Dat gezegd hebbende: ik heb diep respect voor Angela Merkel. Zij bekleedt als wetenschapper misschien wel de belangrijkste politieke functie ter wereld. Ik heb haar een aantal malen ontmoet en ik ben telkens onder de indruk van hoe oprecht zij het beste wil voor haar land en voor Europa. Niet voor zichzelf. Het inspireert mij enorm om te zien dat iemand met zo’n gedrevenheid en standvastigheid die taak gewoon uitvoert.’
Vox: Je zou kunnen denken: dat verschil wil ik in Nederland ook maken. Toch gaat u terug naar het Fritz Haber Instituut in Berlijn om weer onderzoek te doen. Waarom?
‘Toen ik door Nijmegen gevraagd werd voorzitter te worden, nam ik mezelf voor die rol op me te nemen en niet te denken over daarna. Na een jaar of twee drong die vraag zich wel op. Ik realiseerde me dat mijn hart meer bij de wetenschap lag dan bij besturen. Aan de Radboud Universiteit wilde ik vier jaar vol maken, dan vond ik ook mijn plicht. Maar ik dacht: in deze omgeving en met het gekonkel in de politiek ga ik mijzelf niet de rest van mijn carrière lastigvallen. Ik ga gewoon doen wat ik echt leuk vind en wat ik het beste kan. Ik maak het netjes af en dan vertrek ik.’
Vox: Een collega van u in Berlijn zei in 2012 als reactie op uw overstap naar Nijmegen: deze baan komt voor Gerard te vroeg. Had hij gelijk?
‘Dat heb ik mezelf natuurlijk ook afgevraagd. Ik begon op mijn vijftigste in deze bestuurdersrol. Was ik zestig geweest, dan had ik na vier jaar niet overwogen nog eens terug naar het onderzoek te gaan. Ik was ook niet meer gevraagd. Nu was die kans en de verleiding er wel. Misschien was vijftig voor deze functie relatief jong.’
Mihai Netea, hoogleraar experimentele interne geneeskunde en Spinozaprijswinnaar (2016): Wat kan de wetenschappelijke wereld in Duitsland van ons leren en andersom?
‘Nederland is een voorbeeld voor andere landen als het gaat om het gezamenlijk opzetten van wetenschappelijk projecten. Onderzoekers zijn vaak enorme ego’s, maar in Nederland krijg je het voor elkaar dat ze samen overleggen wat ze gaan doen en onderzoeksapparatuur delen. Nederland geeft jonge onderzoekers beter een kans om zich al in een vroeg stadium te profileren, omdat wij minder van die grote bazen hebben die een hele afdeling onder controle moeten houden. Qua vernieuwingsimpulsen en dan vooral veni en vidi en ERC starting grants, doen wij het heel erg goed. Nederland besteedt relatief weinig geld aan fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, maar wij komen in de internationale competitie nog heel goed mee. Dat komt door ons poldermodel.’
Vox: En andersom? Wat kan Nederland leren van Duitsland?
‘Ik heb steeds geprobeerd te verkondigen: wetenschap is gebaat bij continuïteit en stabiliteit in financiering en in beleid. Je wilt niet de ene dag dit en de andere dag dat. Je moet long term kunnen en durven denken. Dat past niet bij de Nederlandse politiek, wel bij de Duitse. De Duitse politiek is misschien wat saaier, maar wel stabieler. Er is daar meer respect en vertrouwen in professionals in de brede zin, ook in wetenschappers.’
Vox: Nederland heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een land waar wetenschap ‘ook maar een mening’ is.
‘Ja, dat vind ik verschrikkelijk, dat gebrek aan respect en vertrouwen. Het leidt ertoe dat je allerlei mechanismes moet optuigen om professionals te controleren. Je kunt dat achterwege laten, veel geld en gedoe besparen door de verantwoordelijkheid gewoon bij de mensen zelf te leggen. Dat hebben we in mijn ogen op deze universiteit steeds meer gedaan bij directeuren en decanen. Dan komt er iets veel beters uit.’
Marian Janssen, hoofd International Office tot 2016: Een van uw doelen was om de internationalisering van de Radboud Universiteit te verbeteren. Het gaat de goede kant op, maar wat had u echt graag willen bereiken?
‘We hebben dit jaar veel meer internationale studenten gekregen door de nieuwe Engelstalige bachelors en zijn internationaal zichtbaarder geworden door ons beter te profileren. Waar ik zorgen om heb, is dat niet alle geledingen binnen de academische gemeenschap hier voldoende in meegaan. Bijvoorbeeld de verenigingen. Het moet mogelijk zijn om voor drie maanden lid te worden van Phocas. Ik vind dat een klassieke vereniging als Carolus hier ook geen voorbeeldrol speelt. We moeten ervoor waken dat de internationale studenten in een isolement raken.’
Vox: Maar wat had u echt graag willen bereiken?
‘Die vraagstelling doet veronderstellen dat wat we bereikt hebben, niks voorstelt. Dat vind ik flauw. Ik vond dat we grote stappen moesten zetten qua internationalisering en we hebben gekeken wat reëel was. Het is moeilijk onze internationale zichtbaarheid te meten, ik weet alleen dat we ons in het buitenland beter geprofileerd hebben. Als je internationalisering ziet als een proces van tien, twintig jaar, dan vind ik dat we in de afgelopen vier jaar een substantieel deel hebben opgepakt.’
Vox: Het Radboud Excellence Initiative, dat toponderzoekers van over de hele wereld in staat stelt twee jaar in Nijmegen te werken, is een van uw verdiensten. Tevreden over het verloop?
‘Ja. We zijn nu bezig aan de zevende ronde. We hebben de afgelopen jaren zowel postdocs als hoogleraren aan Nijmegen gebonden en dat zal op termijn zeker bijdragen aan onze naamsbekendheid en internationale uitstraling. Ik hoop dat dat netwerk steeds groter wordt.’
Mark Vlek de Coningh, voorzitter Universitaire Studentenraad 2014-2015: Wat heb je geleerd van het overleg en de omgang met studenten?
‘Dat ze eerlijk zijn en oprecht. Soms zijn ze naïef, maar dat is niet zo gek want ze zijn jong. Ik heb geprobeerd me vaker te verplaatsen in hun positie. Change perspective. In de studentenraad zitten verschillende partijen, maar ze hebben echt allemaal het beste voor met de universiteit. Informeel overleg vond ik altijd heel belangrijk. Gewoon een stukje lopen en vragen: waarom zeggen jullie nou wat jullie zeggen?’
‘College geven kost waanzinnig veel tijd’
Vox: U gaf zelf onderwijs. Wat heeft u dat gebracht?
‘Twee keer een kwartaal heb ik lesgegeven. Colleges vond ik heel leuk, maar het kostte waanzinnig veel tijd. Tentamens nakijken was verschrikkelijk. Het waren aantallen van 120 tot 130 studenten. Open tentamens die je binnen twee weken moest hebben nagekeken. Bas Kortmann had me al gezegd: lesgeven kan echt niet bij jouw functie. Ik heb het toch gedaan. Moest ik ’s ochtends om vier uur opstaan om tot zeven uur nakijkwerk te doen. En elk weekend. Waar was ik aan begonnen? Maar het was goed om te ervaren wat docenten meemaken, om zelf Blackboard en Osiris te gebruiken in plaats van alleen maar over de aanbesteding van dat soort programma’s te praten.’
Vox: Zien we u nog terug na uw afscheid op 9 januari?
‘Als hoogleraar met een nul-uren-aanstelling blijf ik verbonden aan de Radboud Universiteit. Ik zal hier regelmatig zijn omdat mijn ouders in de Achterhoek wonen en ik kom naar Nijmegen voor promoties. We zijn de afgelopen jaren druk geweest met onze visie op de campusontwikkeling. De nieuwbouw voor Sociale Wetenschappen staat op de agenda, de verhuizing naar het Berchmanianum. We hebben gedefinieerd wat er de komende zes a zeven jaar staat te gebeuren. Ik kijk ernaar uit terug te komen.’
De laatste vraag is voor Stef Olsthoorn: NEC of De Graafschap?
‘De superboeren.’ (Lacht).