The Making of Management (5): voorzitter medezeggenschap
Een eigen kamer voor medewerkers in het vernieuwde Gymnasion. Dat was voor Max Visser, voorzitter van de Facultaire Onderdeelcommissie (FOC), de belangrijkste eis bij de verhuizing van de managementfaculteit. ‘Meer verbinding en samenwerking tussen medewerkers is mooi, maar dat vraagt wel een eigen uitvalsbasis.’
Max Visser volgt samen met de Facultaire Onderdeelcommissie de verhuizing van de managementfaculteit al jaren op de voet. ‘Sinds 2013 zijn we betrokken bij het proces, omdat je ook bij de start de meeste invloed kan uitoefenen.’ Daarbij kreeg voorzitter Visser waarschuwende signalen van collega’s in andere steden. ‘We hoorden vanuit de VU en Tilburg dat kantoortuinen en flexplekken niet bevorderlijk zijn voor de werksfeer. Daarom zijn we vanaf het eerste moment gaan pleiten voor een eigen kamer voor medewerkers.’
‘Om goed te kunnen denken, is een rustige plek nodig’
Ook een enquête onder medewerkers bracht de wens voor eigen werkplekken aan het licht. ‘Bij het indelen van een locatie moet je je vooral afvragen: wat drijft de wetenschappers? Om goed te kunnen denken of een gesprek met studenten te kunnen voeren, is een rustige plek met privacy nodig.’
Elders in Nijmegen ziet Visser slechte voorbeelden van flexplekken. ‘Ik liep laatst rond op de HAN, waar ik een aantal tafels met stoelen zag staan die me erg geschikt leken voor groepsoverleg tussen studenten. Dat bleken flexplekken voor medewerkers te zijn. Het resultaat is dat je na negen uur ’s ochtends geen eigen werkplek meer kan bemachtigen en dat de meeste docenten nu thuis gaan werken.’
Tevreden over verloop
De FOC kwam uiteindelijk met het faculteitsbestuur tot een deal: medewerkers vanaf UD-1 niveau die meer dan vier dagen per week werken, krijgen een eigen plek. ‘Natuurlijk hoopten we op meer eigen kamers, maar we kwamen uit op een compromis. Het bestuur wil meer contact tussen medewerkers, wij willen meer rust en privacy. Overigens is er – wat ons betreft – in de Thomas van Aquinostraat al voldoende contact tussen medewerkers, dat is niet per se afhankelijk van de opzet van de werkkamers.’
De bouw en verwerking van de plannen loopt wat Visser betreft tot nu toe redelijk naar wens. ‘We hebben de indeling van de kamers gezien en het ziet er niet slecht uit. Er is redelijk goed geluisterd naar we wat we als FOC te melden hadden.’ Voor het vervolg van de verhuizing ziet Visser vooral een controlerende functie: ‘De bouwers zijn nu aan zet en wij kijken vooral oplettend toe. Als de verhuizing eenmaal rond is, zijn wij weer aan zet. Dan gaan we bekijken of de plannen echt op de afgesproken manier zijn uitgevoerd.’