Solidariteit met Palestijnen klonk 50 jaar geleden ook bij studentenprotest, al kwam inspiratie toen uit Frankrijk
OPINIE - Studentenprotesten en bezettingen kennen een lange traditie. Pro-Palestijnse sentimenten leefden op de Nijmeegse universiteit al in de jaren zestig. Met een blik op de demonstratiegeschiedenis aan Nijmeegse en Amsterdamse universiteiten wijst Remco Ensel, cultuurhistoricus en antisemitisme-expert, op het belang van open debat en protest.
Met de bezetting van UvA-gebouwen en soortgelijke acties in Utrecht en Delft zijn de afgelopen weken nieuwe stappen gezet in het protest tegen het geweld in Gaza. Deze acties werden voorafgegaan door andere vormen van universitair protest, beginnend in de dagen direct na de aanval van Hamas op 7 oktober 2023.
Net als veel anderen volg ik de gebeurtenissen, het geweld van Israël in Gaza, met afschuw, verdriet en onbegrip. Als UvA-alumnus en docent in Nijmegen heb ik extra zorgen over het verloop van de universiteitsprotesten en -acties.
De bezetting van universiteitsgebouwen is een beproefd instrument uit de toolkit voor collectieve actie. En ook de betrokkenheid van docenten en studenten bij de protestbeweging gaat ver terug in de tijd. Deze wortels en de bijzondere rol van de universiteit in de maatschappij zijn voor mij belangrijke redenen om de collectieve acties die in de universitaire gemeenschap worden ontplooid, te steunen.
Jaren zestig
Georganiseerd pro-Palestijns protest is hier te lande letterlijk ontstaan in de universitaire gemeenschappen van Nijmegen en Amsterdam. Halverwege de jaren zestig veranderden studentenorganisaties van gezelligheidsverenigingen in vakbonden en deze begonnen zich steeds meer politiek te engageren. Hun engagement richtte zich op Vietnam en de dictaturen in Zuid-Europa.
Een kantelpunt in de reacties op het conflict in Israël/Palestina vormde de Zesdaagse Oorlog in 1967. In Amsterdam werd de studentenvakbond ASVA om een solidariteitsverklaring met Israël gevraagd. Die kwam er ook, maar de ASVA besefte toen dat er binnen de vakbond geen kennis over het conflict voorhanden was. Twee jaar later ontstond uit de ASVA het Palestina Komitee. Een sleutelrol was weggelegd voor voorzitter Bertus Hendriks, die ook een van de leiders was bij de bezetting van het Maagdenhuis in 1969.
Net als de UvA was de universiteit in Nijmegen rijp voor een democratische revolutie. In 1969 vond er een bezetting plaats om de eis van democratisering en medezeggenschap kracht bij te zetten. De eerste activisten waren iets ouder en hadden Israël bezocht voor onderwijs of onderzoek. Of ze verbleven een tijdje in een kibboets, de idealistische plattelandscommune. De katholieke identiteit van de Nijmeegse activisten was sterk, maar de betekenis van ‘katholiek’ was ondertussen wel veranderd. Geloofsbesef kon vertaald worden naar een maatschappelijk engagement en dan vooral met de onderdrukten wereldwijd, zoals de Palestijnen.
Kolonialisme
Weten dat je in een traditie van protest staat, kan je sterken en bewustmaken. Tegelijk leert de geschiedenis dat aan elk protest haken en ogen zitten. Al snel ontstond ook in Nederland een ingewikkelde dans van interpretaties met aan de ene kant het conflict in Israël/Palestina en aan de andere kant het protest erover. Het was in het begin zoeken naar een manier om de grieven, de woede en verdriet, om te zetten in een adequate duiding en een actieprogramma. En dat zoeken is nooit opgehouden. Dat levert zoveel decennia later een parade van verschillende frames op die soms in één protest naast elkaar opduiken.
Zoals nu de protesten in de Verenigde Staten van invloed zijn op de acties in Nederland, was Frankrijk in de beginjaren een inspiratiebron. Het land was belangrijk om verschillende redenen. De Francofone wereld was ten eerste gevuld met intellectuelen die schreven over de doorwerking van het kolonialisme en daarmee gestalte gaven aan wat we nu postkolonialisme noemen.
De Algerijnse Oorlog (1954-1962) was daarin de middelpuntvliedende kracht. Algerije probeerde zich tijdens die onafhankelijkheidsstrijd los te maken van de Franse overheersing. De Union nationale des étudiants de France was betrokken bij het debat en ook in Nederland werd de antikoloniale strijd op de voet gevolgd. In ons land kwamen een eerste tv-inzamelingsactie en een eerste solidariteitscomité van de grond. En er werd gediscussieerd in Hotel Krasnapolsky op de Dam.
Het Franse staatsgeweld, en dan vooral de martelpraktijken, werd vergeleken met dat van de nazi’s. In Nederland sprak H.M. van Randwijk, de dichter van de beroemde woorden “een volk dat voor tirannen zwicht…” over ‘koloniale verhoudingen’. De analogie met het nazisme zette een trend.
‘De Palestijnse kwestie was in Marokko een heet hangijzer’
De term kolonialisme viel opnieuw op het eerste ASVA-congres in Amsterdam, op 14 mei 1970 (14 mei is de dag waarop in 1948 de onafhankelijkheid van Israël was uitgeroepen). De UvA weigerde twee keer een zaal beschikbaar te stellen omdat “de gezichtspunten van Israël op dit congres te weinig tot uiting komen.” De organisatie week daarop uit naar Hotel Krasnapolsky. Daar spraken onder andere de marxistische intellectuelen Nathan Weinstock en Maxime Rodinson. Tegenover de stelling van Rodinson dat Israël ‘een koloniaal feit’ was, stelde de Marokkaanse Mohammed Rabbae, het latere kamerlid van GroenLinks, dat dit niet betekende dat het een ‘fait accompli’ was.
Ook Marokko (protectoraat van Frankrijk van 1912 tot 1956) was deel van de brede Franse postkoloniale wereld waarin het postkoloniale denken rondging. Het was eveneens een getroebleerd land met heftige scholieren- en studentenprotesten. De Palestijnse kwestie was daar – ook gezien de naoorlogse uittocht van 250.000 Marokkaanse joden naar Israël, Canada en Frankrijk – een heet hangijzer. Zo brachten Marokkaanse intellectuelen kennis en protestervaring uit Frankrijk en Marokko naar Nederland. Hun visie toen was vooral seculier, het ging over klasse en kolonialisme; religie speelde nog geen rol.
Woordenstrijd
De ‘dans van interpretaties’ die in 1969 en 1970 werd opgevoerd, zien we nu herhaald worden. De universiteit was ook nooit zomaar een locatie voor protest. Steeds opnieuw, toen en nu, speelt de vraag wat een universiteit is of zou moeten zijn. De studenten werpen de kwestie op welke plaats de universiteit als instituut in de wereld inneemt en wat dat betekent voor de relaties die ze onderhoudt met overheden en het bedrijfsleven. Tegelijk laat zich bevragen hoe de universiteit als gemeenschap een forum kan zijn voor debat, een forum waarbinnen iedereen zich moet kunnen uitspreken in een open en veilige sfeer.
De protesten gingen van begin af aan gepaard met groeiende gevoeligheden en toenemende polarisatie, extern met pro-Israëlische organisaties en intern met het zoeken naar coalities. De activisten waren erg druk met de juiste inzet en uitleg. Schijnbaar kleine verschillen wogen zwaar als het ging om de formulering van protestleuzen en de vraag welke Palestijnse organisatie te steunen. Soms was het moeilijk de gelederen gesloten te houden. Strijd met de buitenwacht was er ook.
Ogenschijnlijk kreeg Nijmegen meer dan Amsterdam te maken met tegenwind. Hendriks van het Palestina Komitee was student van de UvA, maar als ‘katholieke jongen uit Oss’ was het verwijt van antisemitisme naar eigen zeggen nooit ver weg. In Nijmegen deed een pro-Palestijns opiniestuk in het Nijmeegse Universiteitsblad in juni 1967 veel stof opwaaien. De sympathie van de redactie liet weinig te raden over toen een kritische ingezonden brief hierover de mond werd gesnoerd met de opmerking “the smouse that roared” (smous is ouderwetse antisemitische hate speech).
Nijmegen
De kritiek op Nijmegen als een radicaal-links, pro-Palestijns en, ja ook antisemitisch bolwerk, bleef hangen. In 1983 schreef Martin van Amerongen, de legendarische hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer: “Neen, erg veel positieve associaties heb ik niet bij het begrip Nijmegen.” Maar hij stelde de joodse gemeenschap gerust: “De joodse Nederlander die zo verstandig is de gemeente Nijmegen zo veel mogelijk te mijden, heeft in Nederland niets te vrezen.”
De analogie met de Tweede Wereldoorlog is er ook altijd geweest. Historisch, zeker met terugwerkende kracht, is een protest in 1984. Twee jaar na de massamoord in de Palestijns-Libanese vluchtelingennederzettingen Sabra en Shatila werd in Nijmegen de bevrijding van de stad in 1944 gevierd. Dat gebeurde precies in de dagen dat de massamoord met een geschat aantal doden tussen de 700 en 3500, uitgevoerd door Libanese milities maar gefaciliteerd door Israël, werd herdacht.
‘Net als bij onze voorgangers is het zoeken naar de ruimte die we elkaar gunnen voor gesprek en discussie’
De Israëlische president Chaim Herzog woonde samen met zijn 24-jarige zoon Isaac de viering bij omdat hij als soldaat bijgedragen had aan de bevrijding van Nijmegen. ‘Bevrijder in 1944. Bezetter in 1984’ was de leus waarmee Chaim Herzog aan de Waal werd verwelkomd. In 2024 was het de beurt aan zoon Isaac om onder protest de opening van het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam bij te wonen.
Tot slot. De universitaire gemeenschap speelt een belangrijke rol in het maatschappelijke debat. Dat debat heeft ook altijd plaats gehad op de campus. Ik steun dat debat en het protest. Net als bij onze voorgangers is het zoeken naar de ruimte die we elkaar gunnen voor gesprek en discussie. Daarbij doen de soms kleine maar significante verschillen in actierepertoire en protestleuzen ertoe. Niet om het debat in te dammen, maar om het beter en vooral effectiever te maken.
Remco Ensel is universitair hoofddocent Geschiedenis aan de Radboud Universiteit en verbonden aan het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Hij schreef over de geschiedenis van het protest waarvoor hij onder meer de hierboven genoemde Bertus Hendriks en Mohammed Rabbae interviewde.
Julia schreef op 13 mei 2024 om 10:57
Wat een belangrijk en goed geschreven stuk! Dank voor deze waardevolle bijdrage aan het gesprek.
Ali schreef op 13 mei 2024 om 15:11
Bedankt voor deze waardevolle bijdrage. Politici die op de protesten reageren met opmerkingen als “tuig van de richel” zouden zich deze geschiedenis ter harte moeten nemen.