Hiërarchie aan de universiteit (5): ‘Het fenomeen van de eeuwige UHD is wel tragisch’
Moet iedereen, van UD tot hoogleraar, de titel ‘professor’ krijgen? Is de universiteit van nu te hiërarchisch? Vijf wetenschappers laten hun licht schijnen op de machtsverhoudingen op de Nijmeegse campus. Vandaag het laatste deel: Henri de Waele, hoogleraar Internationaal en Europees recht.
‘Aan hoogleraar worden gaat normaliter een hele loopbaan vooraf. Je moet je natuurlijk wel echt bewijzen, ik zie die titel als de kroon op je carrière. Meestal doorloop je de klassieke mars: universitair docent (UD), universitair hoofddocent (UHD) en dan uiteindelijk hoogleraar. Als UD kom je eigenlijk net kijken. Je hebt misschien een paar goede publicaties gehad. Je hebt wat onderwijservaring opgedaan, maar je staat nog onderaan de ladder.
Op een gegeven moment moet je op meerdere fronten laten zien dat je het in je hebt. Dat je tot de voorhoede behoort op jouw vakgebied. Soms moet je bereid zijn om een periode naar een andere, wellicht internationale, universiteit te gaan.
‘Er zijn helaas ook capabele mensen die het toch niet voor elkaar krijgen om hoogleraar te worden.’
Het is niet zo dat je het vanzelf tot hoogleraar schopt als je hier maar lang genoeg rondloopt. In sommige landen is er misschien een meer nepotistische benadering, of je ontvangt het hoogleraarschap als vriendendienst. Maar zo mag het niet zijn. In Nederland is dat echt meritocratischer.
Nieuw magazine
Dit verhaal staat in de papieren Vox, die te vinden is in de bakken op de campus en waarin alles draait om de toga en de hiërarchie op de universiteit. Heeft de toga zijn langste tijd gehad? Je leest het in het nieuwe magazine. Of lees de andere delen uit de reeks hier en hier of hier en hier.
Wel is het een up or out systeem, je moet omhoog. Maar uiteindelijk is het vooral de eigen verdienste van mensen als ze er in slagen dat hoogtepunt te bereiken. Maatschappelijk gezien geeft de hoogleraarstitel de meeste erkenning en zichtbaarheid.
Er zijn helaas ook capabele mensen die het toch niet voor elkaar krijgen om hoogleraar te worden. Het fenomeen van de eeuwige UHD, dat is wel tragisch. Soms is iemand heel goed in zijn vakgebied, maar toch niet ‘professorabel’. Je moet ook een zekere handigheid hebben in hoe je jezelf in de kijker speelt.
Buitenstaanders kijken vaak erg op tegen de rector magnificus of de collegevoorzitter. Alsof dat een soort van super-ambt is, waarbij je ook echt een topper bent in je vakgebied. Terwijl ik denk: juist als rector of collegevoorzitter ben je vooral bezig met besturen. Ik zou hier nooit actief naar streven, ik moet er niet aan denken.
Ik zie zo’n ambt meer als een soort corvee. Heel eervol corvee, maar je vervreemdt doorgaans sterk van je vakgebied en je faculteit.
De hiërarchie in onze rechtenfaculteit of op mijn afdeling is in mijn beleving niet zo sterk. Ik vind de verhoudingen best ontspannen. Mensen kunnen meepraten over bijna alles, op typisch Nederlandse wijze.
‘In het bedrijfsleven wordt ook niet iedereen meteen maar directeur.’
De universiteit van vandaag is niet meer de universiteit van toen ik ging studeren, met vooral mannelijke hoogleraren. Het glazen plafond wordt in de wetenschap al vergaand doorbroken. Ondertussen zijn er ook hoogleraren van kleur. Een goede ontwikkeling, want hoe diverser je team, hoe beter je presteert, dat is uit veel onderzoek al gebleken.
Maar om nou iedereen professor te maken, waar bijvoorbeeld de Jonge Akademie voor pleit… De mogelijkheid om hoogleraar te worden bekijk ik ook vanuit het bekende cliché van de stip aan de horizon. Je hebt iets om naartoe te werken. En in die zin kun je ook afvragen, werkt het niet demotiverend? Dus be careful what you wish for. In het bedrijfsleven wordt ook niet iedereen meteen directeur.’
‘Bovendien, zoals een Tilburgse collega van mij laatst zei: als je echt alles wil nivelleren, betaal iedereen dan ook maar op hetzelfde niveau. Heb je daar wel geld voor? Want als je dat niet doet, dan is het natuurlijk een fopinnovatie. Dan ben je voor de bühne iedereen gelijk aan het behandelen, maar achter de schermen is er nog steeds een verschil.’