Peter Hagoort, oprichter van het Donders, neemt afscheid: ‘Ik heb een aversie tegen primadonnagedrag’

23 sep 2024

In zijn jonge jaren was hij correspondent voor Trouw in Suriname. Maar neurowetenschapper Peter Hagoort (70) maakte vooral naam als oprichtingsdirecteur van het Donders Instituut. Met het oog op zijn naderende afscheid blikt hij terug. ‘We begonnen met drie personen in dit gebouw.'

Bijna 45 jaar geleden zat hij tegenover Desi Bouterse. Kladblokje op tafel, pen in de aanslag. Om verslag te doen van de persconferenties die Bouterse als leider van de militaire coup in Suriname na zijn staatgreep organiseerde. Peter Hagoort, toen 26 jaar oud, was correspondent voor dagblad Trouw. Na zo’n persconferentie croste hij op zijn fietsje door snikheet Paramaribo om zijn artikel vanuit huis zo snel mogelijk te dicteren aan de typistes van de krant. ‘Ha meneer Hagoort, leeft u nog?’ Zoiets zeiden ze dan. Want Suriname was geen al te veilige standplaats in 1980.

‘In Suriname heb ik onder tijdsdruk leren schrijven’, vertelt de hoogleraar Cognitieve neurowetenschap en directeur van het Donders Instituut. ‘Vanwege het tijdsverschil was er altijd haast.’

Toeval

Hagoort liep stage in de voormalige Nederlandse kolonie. Niet als journalist, maar als psychologiestudent die meewerkte aan een onderzoek naar taal. Het correspondentschap voor Trouw kwam per toeval op zijn pad, omdat de vaste correspondent zich had aangesloten bij de coupplegers en woordvoerder werd van de Nationale Militaire Raad. Hagoort kon wel een beetje schrijven; hij had bij de schoolkrant gezeten en was niet bang.

‘De manier waarop een carrière verloopt, wordt voor een groot deel bepaald door toeval’, zegt hij.

Hij ging uiteindelijk niet verder in de journalistiek. Het hijgerige van die wereld stond hem tegen. Wel bleef hij altijd, tussen de bedrijven door, schrijven: columns, gedichten, voordrachten. Veel wetenschappelijke publicaties en straks een boek voor het brede publiek, waarover later meer.

Eerst nog even over toeval. Alleen al het gebouw waar we zitten om dit gesprek te voeren, werd min of meer toevallig zijn werkplek. Het markante, driehoekige Trigon aan de Kapittelweg kwam juist leeg op het moment dat Hagoort kartrekker was van een project dat moest resulteren in een prestigieus instituut voor hersenonderzoek in Nijmegen. Dat was rond het jaar 2000.

U studeerde experimentele psychologie in Nijmegen. Wat zette u op het spoor van het uiteindelijke Donders Instituut?

‘Dat was eigenlijk ook toeval. Tijdens een studiereis van psychologie naar Rome vroeg een van mijn medestudenten of ik geen bijbaantje zocht, hij werkte als student-assistent bij het Max Planck Instituut en er waren nog meer mensen nodig. Nou, ik kon ook wel wat geld gebruiken. Ik ging meewerken aan het standaardiseren van een Duitse afasietest voor het Nederlands. Het begrip afasie (taalstoornis als gevolg van hersenletsel, AH) kende ik nog niet, maar ik vond het fascinerend. Zelf was ik veel bezig met taal, ik schreef en deed aan cabaret. In het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek, dat toen nog in het voormalige Canisius College aan de Berg en Dalseweg zat, leerde ik dat er maar iets hoeft te gebeuren in onze bovenkamer of dat hele taalsysteem ligt plat. Van het een kwam het ander.’

Kwam u uit een academisch nest?

‘Totaal niet. Mijn vader had een graanhandel. Ik ben geboren in Oudewater, fietste elke dag 16 kilometer naar de middelbare school in Gouda. Helaas overleed mijn vader al toen ik 14 was. Mijn ouders was het lang niet gelukt om kinderen te krijgen. Toen ik geboren werd, waren ze al 18 jaar getrouwd. Een jaar na mij kwam mijn broer. Na de dood van mijn vader stond mijn moeder er alleen voor met twee jongens, dat was niet altijd makkelijk. Ik vond het lastig om te bepalen wat ik wilde studeren. Het idee voor psychologie kwam voort uit een soort wens om mensen te helpen, denk ik. Maar tot aan mijn kandidaats (soort voorloper van de bachelor, AH) deed ik er ook biologie bij, omdat ik niet echt kon kiezen.’

Peter Hagoort. Foto: Duncan de Fey

EEG-onderzoek

Hij studeerde in Utrecht en later in Nijmegen, waar hij dus student-assistent werd bij het Max Planck Instituut. Tijdens zijn promotie-onderzoek raakte hij geïntrigeerd door EEG (electro-encephalografie), een methode om elektrische activiteit in hersengebieden te meten. De apparatuur werd voornamelijk gebruikt door artsen voor medische doeleinden. Wetenschappers die wilden weten hoe het menselijk taalvermogen werkt, hadden het nakijken. Maar omdat Hagoort een neurofysioloog in het ziekenhuis kende, kon hij in het geheim toch zijn eigen data verzamelen via EEG. Uiteindelijk maakte hij zijn begeleider Pim Levelt, tevens directeur van het Max Planck Instituut, deelgenoot van zijn heimelijke project. De baas vond Hagoorts bevindingen interessant genoeg om geld beschikbaar te stellen voor een EEG-lab op het Max Planck Instituut, en de promovendus zelf slaagde erin onderzoekssubsidies binnen te hengelen.

‘Bestuurlijke moed werd beloond. Anders had het Donders Instituut nu in Utrecht of Amsterdam gestaan’

In 1997 concludeerde een commissie waar Hagoort deel van uitmaakte dat de cognitiewetenschappen gebaat zouden zijn bij de mogelijkheid om neuro-imaging ook toe te passen in wetenschappelijk onderzoek. Het advies luidde dat er een nationaal instituut moest komen waar alle moderne technieken (MEG, fMRI) voorhanden waren. Het ministerie van OCW omarmde het idee en Nijmegen wilde dat centrum graag binnenhalen met Hagoort als kartrekker. Maar er was geduchte concurrentie: ook het cluster van universiteiten in Amsterdam schreef een plan voor zo’n onderzoeksinstituut.

Hagoort: ‘Lang verhaal kort: wij wonnen, omdat ons voorstel inhoudelijk het sterkst was. Maar ook omdat ons college van bestuur zich financieel committeerde aan het plan. De toenmalige collegevoorzitter Tom Stoelinga en de betrokken decanen zeiden gezamenlijk: ‘We weten nog niet waar het geld vandaan moet komen, maar we gaan ervoor.’ Deze bestuurlijke moed werd uiteindelijk beloond. Anders had het Donders Instituut nu in Utrecht of Amsterdam gestaan.’

Koningin Beatrix

In 2002 was het zover. Koningin Beatrix opende het F.C. Donders Centre for Cognitive Neuroimaging  op de Nijmeegse universiteitscampus, met apparatuur die speciaal voor hersenonderzoekers werd aangeschaft. Daarmee werd een wetenschappelijke beweging in gang gezet die nog altijd gaande is: het mysterieuze brein zo goed mogelijk in kaart brengen.

U kreeg miljoenen van NWO, het Max Planck Instituut en de universiteit om van start te gaan, maar de helft van het benodigde geld moest u via externe financiering binnen kruien. Hoe ging dat?

‘We begonnen met drie personen in dit gebouw, dat eerder onderdak had geboden aan de chemische laboratoria van het ziekenhuis. Geld om topwetenschappers aan te trekken, hadden we niet, dus ging ik op zoek naar jonge mensen die net hun postdocfase achter de rug hadden. Ze moesten allemaal subsidie-aanvragen schrijven om hun eigen onderzoek te kunnen bekostigen, met een Vici bijvoorbeeld. Ik weet nog dat een decaan zei: ‘Maar die jonge mensen blijven niet, die gaan snel weer weg.’

‘Vernieuwing is juist goed, zo houd je een instituut levendig’

Dat vond ik helemaal niet erg. Vernieuwing is juist goed, zo houd je een instituut levendig. Ik had het geluk dat ik zelf in die beginjaren wat toonaangevende wetenschappelijke publicaties scoorde waardoor ons instituut aan zichtbaarheid won. In 2005 ontving ik de Spinozapremie, dat hielp ook. En we begonnen meteen met het organiseren van een jaarlijkse training voor internationale onderzoekers in neuro-imaging technieken, daarmee vergrootten we onze bekendheid buiten Nederland.’

Volgens ingewijden heeft u een neus voor talent. Uit allerlei landen haalde u jonge onderzoekers naar Nijmegen die zeer succesvol bleken.

‘Ja, daar moet je oog voor hebben, voor wat de juiste mensen dan zijn. Ik kan dat niet precies uitleggen. Maar ik heb in elk geval een aversie tegen primadonnagedrag. Als iemand een beurs binnenhaalde op het Donders, zei ik altijd: “Het is wel dankzij onze ondersteunende staf en de infrastructuur dat jij hier nu kan shinen, dit is niet alleen jouw verdienste.”

Ik had een bonus in het leven geroepen voor wetenschappers die een paper in Science gepubliceerd kregen, want dat was goed voor onze naamsbekendheid. Maar daar ben ik op zeker moment ook weer mee gestopt, want het draait niet alleen om de wetenschappers. In plaats daarvan gingen we een erkenning uitreiken onder de noemer Beyond the call of duty. De eerste die op het schild werd gehesen, was degene die in ons gebouw altijd de schoonmaak deed.’

Italiaanse kok

Om eilandjes binnen het instituut te voorkomen, husselde Hagoort promovendi van verschillende onderzoeksgebieden door elkaar en zette hij een streep door het oorspronkelijke idee van de architect om op elke verdieping een koffieruimte te bouwen. ‘Ik wilde juist dat iedereen bij dezelfde koffieautomaat zijn koffie moest halen, ook al moest diegene daar twee trappen voor af en waren de wachttijden dan iets langer. De spannendste interacties vinden vaak spontaan en informeel plaats. Je moet je instituut zo inrichten dat de kansen op die ongezochte ontmoetingen zo groot mogelijk zijn.’

Peter Hagoort pendelt per fiets tussen het Donders Instituut en het Max Planck Instituut. Foto: Duncan de Fey

Sinds 2016 is de drive van Donders-medewerkers om naar de kantine te lopen nog groter, want er meldde zich een Italiaanse chef die het restaurant overnam. Speciaal voor deze Andrea Mora werd een pizzaoven aangeschaft; zijn espresso’s zijn van topkwaliteit. Een authentieke Italiaan in de keuken past bij het karakter van het instituut, waar alle nationaliteiten door elkaar lopen en alles net een beetje anders gaat dan op de rest van de universiteit. De schoonmaakdame die het pand al jaren netjes houdt, studeerde ooit rechten.

Hagoort gelooft heilig in kruisbestuiving en een informele uitwisseling van ideeën. Nog altijd organiseert het instituut, waar inmiddels bijna 300 mensen werken, op donderdagmiddag de zogenaamde project proposal meeting waarbij elke medewerker een project kan presenteren en collega’s hun feedback geven.

Intussen bestaat het instituut 25 jaar, wat is de grootste maatschappelijke verdienste van het Donders?

‘Het is lastig om één ding te noemen, of één onderzoek. Wat ik heel belangrijk vind, is om het bredere publiek mee te nemen in wat wij binnen onze muren doen. Ik heb het hele land afgereisd om lezingen en praatjes te houden. Daarbij viel mij altijd één ding op: waar politici telkens weer de vraag stellen wat zo’n centrum nu oplevert in economische zin, doen toehoorders dat nooit. Die zijn gewoon gefascineerd door de werking van het brein. Kijk naar alle boeken die verschijnen over de hersenen, de winkels liggen vol met Dick Swaab. Je kan de tv niet aanzetten of je ziet Erik Scherder met zo’n brein in zijn handen.

‘Er is grote belangstelling voor de relatie tussen onze hersenen en ons gedrag’

Er is grote belangstelling voor de relatie tussen onze hersenen en ons gedrag. Of de link met aandoeningen als ADHD of Parkinson. Het soort onderzoek dat wij doen, draagt bij aan een soort algemeen idee over hoe mensen in elkaar zitten en functioneren. Onze resultaten zien we geregeld terug in de wetenschapsbijlages van landelijke kranten, dus ik zou zeggen dat we impact hebben op de maatschappij in brede zin.’

Behalve directeur van het Donders, bent u sinds 2006 ook de baas van het Max Planck Instituut. Hoe combineert u die twee banen?

‘Dat is een vrij unieke constructie, ja. Ik heb op beide instituten een werkkamer waar ik de helft van de tijd ben. Met mijn fiets pendel ik op en neer. Toen ik ermee begon, heb ik een soort adviesraad om mij heen geformeerd van mensen met veel managementervaring die niets met de universiteit te maken hadden. Elk half jaar hadden we een vergadering en dan legde ik kwesties voor. Gaven zij onafhankelijk advies. Net zo lang tot ik het gevoel had het in de vingers te hebben en die schil niet meer nodig was.’

Na een leven lang in de wetenschap neemt u eind september afscheid. Welke prangende vraag uit uw onderzoeksgebied heeft u nog altijd niet beantwoord?

‘De vraag waarom we een bewustzijn hebben en wat dat precies is. Wij mensen vertonen niet alleen gedrag, maar zijn ook in staat om daarop te reflecteren. Ik had vroeger een vriendje dat slaapwandelde en ’s nachts via de regenpijp naar beneden klom om vervolgens bij de voordeur van zijn ouders aan te bellen. Dat is heel complex gedrag waarvoor je kennelijk geen enkel bewustzijn nodig hebt, want je kunt het allemaal uitvoeren zonder dat je zelfs maar weet hebt van wat je aan het doen bent. Dat gebeurt gewoon door de werking van alle machinerie in onze bovenkamer. Dus: heel veel gedrag vertonen we onbewust, maar we krijgen daar heel veel bewuste ervaringen bij, dingen die ons in staat stellen te reflecteren op wat we doen. Hoe dat precies werkt, is echt nog een raadsel.’

Boek

Dit jaar werd Peter Hagoort zeventig. Hij wist het moment nog een paar jaar te rekken, maar nu gaat (moet!) hij dan toch echt met pensioen. Zo komen we terug bij het begin van dit verhaal: de journalist met een kladblok en een pen in zijn hand. Nu de hectische jaren achter hem liggen, heeft hij eindelijk weer tijd voor zijn eerste liefde, de schrijverij.

Uitgeverij Prometheus zit al een paar jaar achter hem aan, afgelopen januari tekende de hoogleraar in Amsterdam een contract. De gemiddelde Nederlander heeft 60.000 woorden paraat in zijn brein, dat geldt ook voor neurowetenschapper Peter Hagoort. Het is nu aan hem om de woorden die hij tot zijn beschikking heeft in de juiste volgorde te zetten, zodat een toegankelijk, populair wetenschappelijk boek over de hersenen ontstaat. In 2026 moet het in de winkels liggen. ‘Ik voel me een bevoorrecht mens. Want de mooie dingen moeten wel op je pad komen.’

Leuk dat je Vox leest! Wil je op de hoogte blijven van al het universiteitsnieuws?

Bedankt voor het toevoegen van de vox-app!

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!