Toine Heijmans schreef een boek over een man die leeft met de rivier. ‘We zijn ons in de loop van de tijd van het water af gaan keren’
Willem de Waal. De naam van de hoofdpersoon verwijst al naar de plek waar de nieuwe roman van Toine Heijmans zich afspeelt: aan de rivier. De schrijver gebruikte Nijmegen en de uiterwaarden als decor voor een verhaal over een man die in de wildernis leeft, tot hij moet wijken voor een nevengeul. 'Ik wilde al heel lang een boek over Nijmegen schrijven.'
Zoals een rivier een oorsprong heeft, geldt dat ook voor een boek. In het geval van de nieuwe roman van Toine Heijmans (55) begon het met een foto in een oude Gelderlander. Het was een afbeelding van een man die met zijn blote bast middenin de wildernis stond, perfect gelukkig. ‘Dat was mijn oom Henk, hij woonde het liefst onder de sterren’, zegt Heijmans.
Zijn oom was een zelfverkozen zwerver die tien jaar lang leefde langs de Waal niet ver van Nijmegen. Die foto bleef hangen. ‘Dat beeld… van iemand die compleet zichzelf is in de natuur. Daar begon het allemaal mee.’
Ontsnappen
De drang om te ontsnappen, je te onttrekken aan het geregelde bestaan, dat herkennen veel mensen, vermoedt de schrijver. Kijk alleen al naar de hordes Nederlanders die in de zomer naar Frankrijk trekken om daar kortstondig te leven met de elementen, in een tentje. Hijzelf heeft die behoefte ook. Zijn eerdere boeken gingen over een zeiler in zijn uppie op zee, over een eenzame bergbeklimmer, en nu is er dus Buitendijks over een zwerver die zichzelf geen zwerver noemt, maar gewoon het liefst alleen is met zijn hond en de rivier.
Heijmans groeide op in het Nijmeegse stadsdeel Dukenburg, studeerde geschiedenis aan de Radboud Universiteit, maar vertrok daarna naar Amsterdam om journalist te worden bij de Volkskrant. Hoe ouder hij wordt, hoe meer hij terugverlangt naar zijn geboortestad. Uren struinde hij door de Ooijpolder om het verhaal in zijn hoofd te laten ontstaan.
‘We lopen nu recht op de schoorsteen van de Vlietberg af’, vertelt hij tijdens een wandeling door de stadswaard. ‘Daar laat ik het boek beginnen. Met hoofdpersoon Willem de Waal die erbovenop staat en zijn koninkrijk overziet. Er stond daar daadwerkelijk een man een paar jaar geleden, ik heb er filmpjes van gezien.’
Het verhaal speelt zich hier af, in deze uiterwaarden en in Nijmegen, maar je noemt de naam van de stad nergens.
‘Dat doe ik heel bewust. Als lezer geeft het je de ruimte zelf een beeld te vormen van de omgeving. En voor mij moet het geen journalistiek worden. Ik houd graag afstand bij het schrijven van een roman, ik wil dingen kunnen verzinnen. Het boek zit vol dieren die in deze uiterwaarden helemaal niet voorkomen, zoals de zwarte ooievaar.’
En een zeehond.
‘Die zit er wel echt! Zeehonden zwemmen regelmatig in de Waal, er is er weleens eentje helemaal tot hier gekomen. En ik weet zeker dat als je lang genoeg aan het water blijft zitten, je een zeehond langs ziet komen.’
Uiterwaarden
Willem de Waal woont in een tent in de wildernis, hij houdt zich warm bij vuurtjes en eet uit de natuur – al vult hij zijn plantaardige dieet aan met boodschappen die hij vindt of etenswaren die aanspoelen op het strand. Hij wordt gedoogd, tot de overheid besluit dat er een nevengeul moet komen, middenin zijn leefgebied. De vagebond dient te vertrekken, de ‘instanties’ willen dat hij een adres krijgt en een uitkering, dat hij gaat leven naar de regels die we in dit land hebben bedacht. Maar de kwetsbare Willem is daarvoor niet uit het juiste hout gesneden, en raakt op drift.
‘Eigenlijk kan het nergens meer, echt in de wildernis leven’, vertelt Heijmans terwijl we tegen de wind in over het strand lopen. ‘Of je moet naar Alaska gaan.’
Wildernis is in Nederland sowieso ver te zoeken. Elke struik is in kaart gebracht en er is geen pluk natuur te vinden waar niet prominent een informatiebord bij staat. De uiterwaarden komen er nog het dichtst in de buurt, wat de schrijver betreft. ‘Omdat we over dit gebied nog weinig zeggenschap hebben. Over een paar maanden kun je hier niet meer lopen, dan staat alles onder water.’
‘Vroeger kwamen watersnoodrampen altijd vanaf de zee, nu vanuit de rivieren’
Waar Heijmans’ boek óók over gaat, is de illusie die we als mensheid hebben dat we het water kunnen beteugelen. Hoofdpersoon Willem begrijpt dat hij moet meebewegen met de rivier, dat hij het hogerop moet zoeken zodra die buiten zijn oevers treedt. Maar in Nederland gebeurt al decennialang het tegenovergestelde: de mensen proberen het water te temmen, te kanaliseren. Met dijken en dammen en sluizen en geulen.
In jouw roman noemt Willem dat hoogmoed. Ben je dat met hem eens?
‘Ja, we zijn ons in de loop van de tijd van het water af gaan keren. Prijzen onze knappe ingenieurs die met alle technieken die we hebben het water onze wil opleggen. Maar de rivieren zijn veel ouder dan wij, ze zijn onvoorspelbaar. Je ziet het nu overal misgaan. De overstromingen in Oost-Europa, of denk aan Valkenburg dat nog niet eens is hersteld van de waterschade van drie jaar geleden. Vroeger kwamen de watersnoodrampen altijd vanaf de zee, maar tegenwoordig ontstaan ze vanuit de rivieren.’
‘Met de dijken probeerden we de rivieren eerst in een soort korset te stoppen, nu komt er juist weer ruimte voor de rivier. Een nevengeul: we doen net of we al die maatregelen treffen om de natuur te dienen, maar waar we eigenlijk mee bezig zijn, is zelf natuur máken. We zetten er koeien in die speciaal ontwikkeld zijn voor de uiterwaarden. Rode geuzen. Weet je dat die nieuwe runderen hun naam te danken hebben aan een prijsvraag? We zijn regisseurs geworden van onze eigen natuur. Maar als je zover gaat, ben je dus definitief de natuur ontsprongen. Het gevaar is dat we gaan geloven dat we het allemaal wel aankunnen, terwijl het zomaar eens kan gebeuren dat de rivier een andere weg neemt.’
Zwemtocht
Toine Heijmans wijst op een vrouw in een wetsuit. Op het strand maakt ze zich klaar voor een zwemtocht in de Waal. ‘Bloedlink’, zegt hij hoofdschuddend. ‘Zie je hoe ver die schepen in de rivier liggen? Het is laagwater. Voor je het weet word je meegezogen in het kielzog van zo’n boot.’ Zijn hoofdpersoon doet het ook, zwemmen in de rivier. Net als zijn oom Henk, die precies wist hoe de stromen en de onderstromen liepen en waar je moest zwemmen of je juist moest laten meedrijven om aan de overkant uit te komen.
Hoe was het om een boek te schrijven over je geboortestad?
‘Heerlijk. Ik wilde dat al heel lang. Nijmegen is zo mooi. Ach, Nescio schreef het al: huizen boven huizen en boomen boven boomen. Die regels uit het boek Dichtertje staan op de spoorbrug. Maar het is vooral het karakter dat deze stad bijzonder maakt. Toen ik hier opgroeide, was het best een ruige stad, met een vervallen Waalkade en een gigantische werkloosheid. Dat zie je nog steeds een beetje terug. Dankzij de universiteit heb je heel veel culturele initiatieven. Alles wat je in Amsterdam kan doen, vind je hier ook – en de sfeer is zo vriendelijk.’
Vroeger, achter zijn ouderlijk huis, bivakkeerde hij vaak in een tentje in de tuin. En als kind was hij altijd buiten te vinden, in het Dukenburgse bosje Vogelzang. Zijn vader leerde hem alles over de natuur. Buitendijks, dat op 8 oktober verschijnt, ligt dus heel dicht bij zijn jeugd en bij zijn hart. Behalve aan zijn vader heeft Heijmans de roman opgedragen aan oom Henk. ‘En aan zijn genen die hij aan mij heeft doorgegeven.’
Vagebond Henk Verkaart leeft nog altijd, maar woont tegenwoordig in een huisje achter de dijk in Druten.
Nijmeegse boekpresentatie
Toine Heijmans stapt vrijdag 1 november aan boord van de Pannenkoekenboot om samen met journalist Rob Jaspers de opvarenden te vertellen over de natuur rondom de Waal. De tocht begint om 13.30 uur. Wie mee wil varen, kan zich voor 12.50 euro aanmelden bij boekhandel Dekker v.d. Vegt. In de boekwinkel is om 16.00 uur (gratis) een gesprek over Buitendijks bij te wonen tussen Heijmans en interviewer Annemarie Haverkamp.