Rondrenprof
Als promovendus en postdoc had ik alle tijd om na te denken, werk van anderen te bestuderen, en zelf artikelen te schrijven. Dat ging mij goed af en al op mijn 33ste werd ik hoogleraar. Sindsdien besteed ik mijn tijd vooral aan het aanvragen van geld, het beoordelen van anderen, onderwijs, bestuur, jaargesprekken, visitaties, nationale onderzoeksagendas, commissies, talloze projectbijeenkomsten, enzovoorts. Als rondrenprof heb ik zelden nog tijd om rustig na te denken, literatuur te bestuderen, en te schrijven. Onderzoek doen is iets geworden voor de avonduren en de vakanties.
Dit semester heb ik echter een sabbatical en volop tijd voor onderzoek! Het is alsof ik na tijdenlang in de file te hebben gestaan eindelijk weer een lege snelweg voor me heb en gas kan geven. Ik heb al drie artikelen geschreven en vooruitgang geboekt met een probleem waar ik reeds jaren mee worstel. Een moeilijke wetenschappelijke vraag los je niet even op in de pauze tussen twee vergaderingen. Je moet je er dagenlang volledig in vast kunnen bijten en niets anders aan je hoofd hebben. Dat lukt nu, met als resultaat dat ik in de eerste drie maanden van mijn sabbatical bijna evenveel resultaten heb geboekt als in de drie jaren ervoor.
Maar als een sabbatical zo goed is voor mijn onderzoek, waarom heb ik dan niet ieder jaar een sabbatical? Hoe kan het dat we met elkaar een systeem hebben gecreëerd waarin de beste onderzoekers tot hoogleraar worden bevorderd en vervolgens nauwelijks meer zelf toekomen aan onderzoek? Dit probleem speelt natuurlijk al langer. Zo heeft de beroemde wiskundige Paul Erdős (1913-1996) nooit een positie bij een universiteit geaccepteerd omdat hij van mening was dat dit schadelijk zou zijn voor zijn wetenschappelijke productiviteit. Door het dolgedraaide systeem voor onderzoeksfinanciering en de uit de hand gelopen verantwoordingscultuur is de situatie sinds Erdős’ dood alleen maar verergerd.
Wat bij onze universiteit ook een belangrijke rol speelt, is dat de onderwijsvrije periodes steeds korter worden, en daarmee de mogelijkheden om gedurende aaneengesloten periodes onderzoek te doen. In het jaarrooster van mijn faculteit zijn er tot vlak voor Kerst herkansingen en starten op 4 januari de colleges weer. In de zomer zijn de laatste herkansingen voor eerstejaars op 15 juli en de eerste herkansingen voor ouderjaars op 15 augustus. Vergelijk dit met de jaarroosters van de universiteiten van Oxford en MIT, en je snapt direct waarom het onderzoek van die universiteiten zo beroemd is. Het rampzalige jaarrooster van onze universiteit vormt een serieuze belemmering voor het doen van goed onderzoek.
Ik zie ons universitaire systeem niet snel veranderen en speel daarom met de gedachte om elk jaar zes maanden onbetaald verlof op te nemen voor het doen van onderzoek. Ik moet overigens nog wel mijn echtgenote overtuigen dat dit een goed idee is (“De helft van je salaris inleveren en net zo hard doorwerken, ben je helemaal gek geworden!”) en verder is het natuurlijk vreemd dat de universiteit mij minder zou gaan betalen terwijl tegelijk mijn output zou stijgen. Maar ja, ik vind onderzoek doen gewoon leuk. Een baan als promovendus is wellicht ook een optie.
Lees alle columns van Frits Vaandrager