Saaie wandelaar
Een vriendin liep de Vierdaagse al vier keer. Ze is er dit jaar niet bij, maar als groentje prijs ik mij gelukkig met haar. ’t Was een zware nacht: uit angst door de wekker heen te slapen, deed ik geen oog dicht. Maar om half zes op de Wedren zitten haar tips in mijn hoofd: op tijd eten, goed insmeren. Vóór de beruchte, ‘langer dan-ie lijkt’ Oosterhoutsedijk even pauzeren.
En: van haast wordt niemand beter. Ik hoor het haar zo zeggen: ‘Sommigen hebben streeftijden, willen om half een of nog eerder binnen zijn. Ze lopen je met strakke koppen voorbij, kan geen lach af. Niet proberen. Haal wat lekkers, drink ergens aan ’t eind een biertje. Maak plezier.’
Dan begin ik aan ‘De dag van Elst,’ en vergeet ik álles. iPod-oortjes in en dóór. Ik stop om te plassen en om mijn flesjes te vullen, maar ik neem de omgeving nauwelijks in mij op — knoop weinig praatjes aan (echt, vriendschappen en relaties vormen zich hier aan de lopende band) en eet on the walk.
Veel sneller dan verwacht sta ik op die beruchte dijk.
‘Gaat het goed?’ vraagt een loper die langszij komt. Op z’n gelikte outfit staan logo’s van een wandelclub en er komt een slangetje uit zijn rugtas, waar hij de hele tijd aan lurkt. Oei, denk ik, da’s een zure. Zo’n professional.
Ik proef aan mijn bovenlip om te controleren of mijn mascara niet totaal naar beneden gelopen is (nee: zout, alleen maar zout) en ik gluur naar mijn armen — die wonderwel niet verbrand zijn. ‘Uitstekend’, antwoord ik aarzelend.
‘Wist ik wel’, lacht hij. ‘Anders was je hier nog niet geweest.’ In de verte prijken de Waalbruggen. ‘Het is kwart voor twaalf. Om half een zijn we binnen.’ Verbaasd kijk ik ’m aan. Kwart voor twáálf pas!
Een uur later sta ik thuis onder een koude douche. Op een paar gebutste kleine teentjes na, ben ik ongeschonden uit de strijd gekomen. Ik ben binnen, kan met een salade het park in en plots vind ik het zo erg niet meer van het type ‘saaie wandelaar’ te zijn.
Lees alle columns van Linda van der Pol