Internationalisering
Minister Bussemaker gaat een ‘stevig gesprek voeren’ met universiteiten die puur en alleen uit commerciële overwegingen onderwijs in het Engels geven. Ik vind dit een merkwaardige opmerking, gegeven eerdere uitspraken van de minister over hetzelfde onderwerp.
In 2013 schreef Bussemaker in een brief aan de Tweede Kamer: ‘Werving en binding van talentvolle internationale studenten zijn van groot belang voor de Nederlandse kenniseconomie. Dit verhoogt de kwaliteit van het onderwijs en het studiesucces van zowel Nederlandse als internationale studenten, verbetert de studie-ervaring van internationale studenten, versterkt de internationale profilering van het Nederlandse hoger onderwijs, draagt bij aan de beschikbaarheid van personeel in sectoren als bèta-techniek en levert stevige economische baten op.’ Het is een illusie om te denken dat Nederlandse universiteiten veel buitenlandse studenten kunnen binnenhalen zonder over te stappen op het Engels. En nu gaan universiteiten massaal over op het Engels en is het weer niet goed! Het is alsof de minister eerst zegt dat we meer fruit moeten eten en vervolgens aankondigt een stevig gesprek te gaan voeren met fruittelers die puur en alleen uit commerciële overwegingen appels produceren. Zolang de fruittelers precies doen wat de minister wil, is er toch geen probleem?
Werving en binding van internationale studenten worden steeds belangrijker voor onze economie. In 2012 schatte het Centraal Planbureau (CPB) het jaarlijkse positieve effect op de overheidsfinanciën op ongeveer 740 miljoen. Hierbij ging het CPB uit van een lange termijn blijfkans van 19 procent. Uit een meer recente studie van het CBS, uitgevoerd in opdracht van EP-Nuffic, blijkt dat de blijfkans (en daarmee het positieve effect op de economie) veel groter is. Van de bèta’s op wo-niveau blijft 48 procent en driekwart daarvan heeft een baan. Over alle studies kiest 38 procent ervoor het verblijf in Nederland te verlengen, twee derde daarvan heeft een baan. Uit een andere recente studie van het CPB blijkt dat van alle buitenlandse promovendi 38 procent tot minimaal vijf jaar na de promotie in Nederland blijft, en 32 procent tot ten minste tien jaar.
Welk probleem wil de minister nu eigenlijk bespreken? Vraagt ze zich af waarom een opleiding psychologie internationaal moet gaan werven, terwijl afgestudeerden op dit moment al grote moeite hebben om aan een baan te komen? Maakt ze zich zorgen over de kwaliteit van academisch onderwijs in stone coal English? Vindt ze dat universiteiten zich niet mogen laten leiden door commerciële overwegingen? Ik weet het niet, maar wil de minister graag uitleggen waarom wij in de B-faculteit inzetten op internationalisering en waarom wij denken dat dit belangrijk kan zijn voor Nederland.
Lees alle columns van Frits Vaandrager