Alfaman
Stan van Pelt werkte als onderzoeker bij het Donders Instituut, tot hij besloot het roer om te gooien en journalist te worden. Sinds 1 september is hij redacteur bij Vox. Stan heeft de portefeuille 'wetenschap' onder zijn hoede. Hoe kijkt hij nu tegen zijn oude werkveld aan? Deel 5 in een serie columns over de journalist versus de wetenschapper.
Mijn hele leven voel ik me al een bèta. Wiskunde was mijn beste eindexamenvak en als neurowetenschapper zocht ik jarenlang naar harde data die de mechanismes van de natuur blootlegden. Honderden, nee, duizenden regels aan programmeercode schreef ik om uit te rekenen hoe verschillende hersendelen reageren als we naar plaatjes kijken met speciale, exact gedefinieerde streepjespatronen.
Maar kijk nu eens. Tegenwoordig verdien ik mijn brood met taal. Goed, vaak schrijf ik wel over natuurwetenschap, maar zelf berekeningen uitvoeren is er niet meer bij. Nee, nu let ik erop of een verhaal goed leesbaar is. Met beeldende beschrijvingen en mooie metaforen probeer ik de inhoud aantrekkelijk op te dienen zodat ze de aandacht van de lezer trekt.
Datajournalistiek mag dan steeds hipper zijn, de gemiddelde journalist blijft toch liever ver weg van alles wat naar cijfers riekt. Sterker nog, iemand als Matthijs van Nieuwkerk koketteert er bijna mee dat hij ‘niets snapt’ van natuurwetenschap.
Het is de aloude vete tussen de ‘intellectuelere’ alfa’s en de ‘slimmere’ bèta’s. Toch zijn de onderlinge verschillen niet zo groot als iedereen denkt, is steeds vaker mijn indruk. Alfa’s zijn ook een beetje bèta. De leesbaarheid van een journalistiek verhaal staat of valt met de structuur: een logische opbouw en goede kernzinnen. Bovendien moet het de essentie vatten van het ‘nieuws’, en de hoofd- van de bijzaken onderscheiden. Allemaal bij uitstek analytische eigenschappen waarvan veel bèta’s denken dat alleen zij ze bezitten.
Maar ook de echte bèta is een alfa. Een overtuigend en mooi geschreven wetenschappelijk artikel of beursaanvraag maakt veel meer kans om geaccepteerd te worden dan opsommingen van de droge cijfers. Zeg nu zelf, een Vici-project met als titel ‘Uiterlijk vertoon’, over de ‘suikerjasjes’ die bacteriën dragen, spreekt toch tot de verbeelding? De succesvolste hoogleraren bij FNWI zijn bijgevolg keiharde alfa’s.
Of kijk naar Jan Terlouw, die in de nieuwste Vox terugblikt op de overstromingsdreiging van 1995. Ook een blik op zijn cv laat zien dat het alfa-bèta-onderscheid maar kunstmatig is: Terlouw is kernfysicus, schrijver en oud-minister. Wie wil nu niet zo’n homo universalis zijn?
Lees alle columns van Stan van Pelt