Bernlef
Vijftig jaar lang leverde de onlangs overleden Bernlef meer dan een boek per jaar af. In de Volkskrant-necrologie las ik dat hij geen ‘hulpmiddelen’ nodig had om aan inspiratie te komen. Hij had niet de bijzondere gewoonte om, à René Descartes, dagelijks tot elf uur in bed te blijven liggen en daar te lezen en te mediteren. En hij maakte niet, zoals Immanuel Kant, een dagelijkse wandeling die zo stipt was dat zijn stadsgenoten hun uurwerken erop gelijk konden zetten. Er lijkt geen bijzonder geheim dat Bernlefs productiviteit kan verklaren. Hij sloot zich op in zijn werkkamer en typte plichtsgetrouw van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Hij ‘verschreef’ zijn leven, zoals hij dat zelf eens verwoordde. Wie zijn verweerde kop ook maar eens vluchtig heeft bekeken, kan vermoeden wat er zich verder in die werkkamer heeft afgespeeld. Er zijn vast heel wat asbakken gevuld en geleegd. Zwijgzaam paffend wijdde hij zich aan de kunst. Er zijn schrijvers met een groot talent en schrijvers met een klein talent. Dat onderscheid maakte W.F. Hermans eens in een briefwisseling. De schrijvers in de eerste categorie zijn eigenlijk prutsers, die, wanneer ze een behoorlijk intellect zijn, voor de liefhebberij wel eens wat aardigs op papier zetten. Ze schrijven volgens Hermans ‘als het moet’, bijvoorbeeld bij een speciale gelegenheid. Schrijvers met een groot talent kunnen elke dag met gemak een tiental pagina’s over een willekeurig onderwerp schrijven. Maar dat doen ze volgens Hermans alleen als ze er behoorlijk voor betaald worden. Zelf droomde Hermans van een ‘groot boek in tien delen, op de manier van de grote talenten’. Maar zijn succes bleef uit, noteerde hij in 1958, omdat het Nederlandse taalgebied te kleingeestig was. Verongelijkt overwoog hij om te stoppen met schrijven – maar in hetzelfde jaar voltooide hij De donkere kamer van Damokles. Volgens Hermans’ indeling had Bernlef veel talent. Maar anders dan bij Hermans draaide het schrijverschap bij Bernlef niet om succes en erkenning. Zijn gave bestond er juist uit zichzelf te relativeren en in de beslotenheid van zijn Amsterdamse woning verhalen te verzinnen over mensen en situaties die zijn eigen weinig avontuurlijke leven ver te boven gingen. Waar hij die fantasie vandaan haalde, blijft een mysterie. Misschien dat Bernlef met elke trek aan een sigaret behalve nicotine ook inspiratie binnenkreeg.
Lees alle columns van Bregje van de Weijer