Boete
Er wordt veel nagedacht over hoe het nu verder moet met de Nederlandse wetenschap. Zo hebben zowel de IBO-werkgroep als de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) de afgelopen maanden dikke rapporten afgescheiden met adviezen aan de minister. Het advies dat mij nog het meeste aanspreekt is dat er gesnoeid moet worden in het aantal (met publieke middelen gefinancierde) adviezen op het gebied van onderzoeks- en wetenschapsbeleid. Zowel het IBO als het AWT slagen er niet in om door te dringen tot de kern van de problematiek en ook deze rapporten zullen wel weer in een la belanden.
Tom de Bruijn, de voorzitter van de IBO-werkgroep, stelt in de Volkskrant dat het Nederlandse wetenschapssysteem efficiënt en competitief is. Dat is een onzinnige uitspraak want iedere onderzoeker weet dat de onderzoeksvoorstellenindustrie helemaal niet efficiënt is. Frank van der Duyn Schouten heeft in 2003 uitgerekend dat het schrijven, becommentariëren en beoordelen van alleen de Veni-voorstellen per jaar al 50 mensjaren wetenschappelijk personeel kost. En dat is nog niets vergeleken bij de enorme overhead van Europese programma’s als Horizon 2020 en ERC, die ervoor zorgt dat veel onderzoekers nauwelijks nog aan onderzoek toekomen.
Het is voor NWO en de EU een fluitje van een cent om – zonder significant verlies van kwaliteit – de efficiëntie waarmee onderzoeksgeld verdeeld wordt drastisch te verbeteren. Zo kun je werken met twee rondes waarbij onderzoekers in de eerste ronde slechts een beknopt voorstel of CV inleveren en het aantal onderzoekers dat wordt toegelaten tot de tweede ronde beperkt is. Je kunt ook beperkingen opleggen aan het aantal voorstellen dat een onderzoeker of universiteit mag indienen. Je kunt beperkingen opleggen aan welke onderzoekers mogen indienen of aan de onderzoeksvragen die aan bod mogen komen. Et cetera, et cetera.
Waarom passen NWO en de EU deze voor de hand liggende maatregelen niet of onvoldoende toe? De reden is heel simpel: deze onderzoeksfinanciers worden nauwelijks afgerekend op de efficiëntie van hun processen. Sterker nog, er is sprake van perverse prikkels om het geld juist inefficiënt te verdelen! NWO bestaat uit een aantal gebieden die onderling ook in competitie zijn. Wanneer binnen een gebied de honoreringspercentages van onderzoeksvoorstellen heel laag zijn kan dit als argument gebruikt worden om bij het algemeen bestuur aan te kloppen voor extra geld. Het is dus aantrekkelijk voor gebieden om de honoreringspercentages zo laag mogelijk te houden. Voor NWO als geheel is het ook aantrekkelijk lage honoreringspercentages te hebben omdat dit als argument gebruikt kan worden om de minister om extra geld te vragen. Als lid van het Gebiedsbestuur Exacte Wetenschappen van NWO heb ik bij herhaling voorstellen gedaan om de aanvraagdruk en de overhead voor onderzoekers te reduceren. De meeste van die voorstellen hebben het niet gered met als argument dat dit niet in het belang zou zijn van onderzoekers: immers, een grote aanvraagdruk vanuit een gebied leidt bij het huidige systeem tot meer geld voor onderzoekers uit dat gebied.
De minister van Infrastructuur en Milieu helpt de reizigers door afspraken te maken met de NS over de kwaliteit van de dienstverlening: indien teveel treinen niet op tijd rijden, moet de NS een boete betalen. Op precies dezelfde manier kan minister Bussemaker onderzoekers helpen door afspraken te maken met NWO over de efficiëntie waarmee onderzoeksmiddelen verdeeld worden. Wanneer NWO de afgesproken doelstellingen niet haalt, moet de organisatie een fikse boete betalen die vervolgens rechtstreeks wordt doorgesluisd naar de universiteiten.
Lees alle columns van Frits Vaandrager