Burgerwetenschap
De paradox aan het wetenschappelijk onderwijs is dat het zoveel mensen opleidt die geen wetenschapper worden. Ik heb er geen echte cijfers over kunnen vinden, maar de overgrote meerderheid van de afgestudeerden gaat allerlei activiteiten ondernemen – maar doet waarschijnlijk nooit meer echt onderzoek nadat ze de scriptie hebben ingeleverd.
Dat heeft met van alles te maken, onder andere met het feit dat we de wetenschap steeds meer als een professie zijn gaan zien, als iets dat je alleen kunt doen als het je beroep is, als je er salaris voor vangt, als je je onderwerpt aan alle eisen die zo’n baan aan je stelt. Voor sommige vakgebieden geldt bovendien dat je heel dure apparatuur nodig hebt om experimenten of observaties te kunnen doen. Je kunt nu eenmaal niet in je eentje een supergrote telescoop aanschaffen of in een lijk gaan snijden.
Maar dat geldt lang niet voor alle wetenschappen. In mijn eigen vak, de taalkunde, heb je niet eens schepnet nodig om heel veel gegevens te kunnen verzamelen en bestuderen. Je kunt mensen opnemen met je telefoon, de software waarmee je die geluiden kunt analyseren is allemaal gratis en draait op de simpelste laptop (en soms zelfs al op de telefoon).
Eigenlijk laten we dus heel veel wetenschappelijke kracht verloren gaan door alleen beroepskrachten tot echte wetenschappers te rekenen. Zodra je voor een andere baan kiest, ben je geen onderzoeker meer.
Gelukkig komt er langzaam maar zeker verandering in. De columniste en microbiologe Rosanne Hertzberger manifesteert zich al een tijdje als een vrije, ongebonden wetenschapper en ik denk dat zij de toekomst heeft; zoals ik ook denk dat de VU er heel verstandig aan heeft gedaan om haar een tijdje toegang te geven tot een lab.
Lees alle columns van Marc van Oostendorp