column

Burgerzin

14 okt 2021

Studentenorganisaties zitten overvol. In augustus moesten aanmelders bij Ovum Novum en Carolus Magnus loten voor hun plekje in het ledenbestand. Vorige week kwam er een noodkreet uit de studentensportverenigingen: er zijn te weinig velden en zalen om al hun enthousiaste eerstejaars kwijt te kunnen. Dit nieuws is vervelend voor de uitgelote studenten, maar ik word er enthousiast van. Studenten willen ergens bijhoren. En verenigingen zijn goed voor onze samenleving.

Iemand die dit in de negentiende eeuw al betoogde, was de Franse burggraaf Alexis de Tocqueville. Je moet die achternaam uitspreken als ‘tokke-viel’, zo leer ik van Sophie van Bijsterveld, hoogleraar Religie, recht en samenleving. Ze runt een onderzoeksproject over de Franse denker. Vanuit een hoek van haar kantoor in het Erasmusgebouw kun je de overbevolkte velden van het Sportcentrum nog net zien.

‘Tocqueville is de belangrijkste denker over de moderne democratie,’ legt Van Bijsterveld me uit. ‘Hij leefde op de drempel van een nieuwe tijd, net na de Franse Revolutie. Hij kwam zelf uit een adellijke familie, maar hij zag dat de democratie de toekomst was.’ Volksbestuur was dus een blijvertje. Maar die nieuwe staatsvorm was niet per definitie goed, volgens Tocqueville. Alleen als burgers zich samen in konden zetten voor de publieke zaak, was er sprake van een ware democratie.

In 1831 reisde Tocqueville naar Amerika om de democratie te bestuderen. Deze bestond er net iets langer dan de Franse, dus daar konden ze iets van leren in Parijs. De Fransman schreef ellenlange uiteenzettingen over het bestuur van Amerikaanse staten, maar interessanter zijn zijn observaties over de cultuur van de VS. Wat maakte dat hun burgers zo goed waren in debatteren, jureren en stemmen? Het geheim, aldus Tocqueville: verenigingen.

‘Tocqueville zag dat in een democratie één burger machteloos is’, vertelt Van Bijsterveld. Er was geen hertog of baron die even met de vuist op tafel kan slaan. ‘Maar samen kunnen burgers heel veel zaken tot stand brengen: een weg aanleggen, een school stichten. Tocqueville ontdekte dat Amerikanen voor de gekste dingen een vereniging oprichtten, van goede doelen tot feesten. Daarin zag hij burgerzin.’

Sommige studenten zullen het niet graag horen, maar in hun studie-, sport- en gezelligheidsverenigingen kweken ze burgerzin, aldus Van Bijsterveld. ‘Je leert er samenwerken voor een gemeenschappelijk doel, je leert omzien naar elkaar en je leert met moeilijke bestuurlijke kwesties omgaan. Dat is de aard van een vereniging.’ Als het goed uitpakt, socialiseert een vereniging haar leden dus tot deugdzame burgers. Uit recent onderzoek van Kences blijkt dan ook dat juist studenten vooroplopen in de participatiesamenleving. ‘Maar ergens lid van zijn is ook gewoon gezellig, natuurlijk’, voegt Van Bijsterveld snel toe.

Zelf is de hoogleraar als voormalig Eerste Kamerlid en stichtingsbestuurder bij allerlei maatschappelijke clubs betrokken. Heeft haar burgerzin nog iets met haar studentenleven aan de Utrechtse grachten te maken? Ze lacht. ‘Zeker niet linea recta, maar alles hangt vast met elkaar samen.’ Haar ogen lichten op: ‘Ik ben met veel plezier lid geweest.’

Lees alle columns van Adriaan Duiveman

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!