Cito-toets
Het stof is ondertussen neergedwarreld, maar rond de Cito-toets was de afgelopen week veel te doen. Op Marktplaats stonden de opgaven van dit jaar te koop. Staatssecretaris Dekker greep de gelegenheid aan om (opnieuw) te pleiten voor een landelijk verplichte eindtoets voor alle scholen, onder regie van het ministerie. Dat leidde tot een stroom van ingezonden stukken, die soms instemmend waren, maar even vaak verontwaardigd. Voorstanders wezen op het onafhankelijke karakter van een toets. Leerlingen zijn minder overgeleverd aan de ‘grillen’ van scholen. Dat vergroot de kans dat leerlingen naar een middelbare school gaan die aansluit bij hun talenten. Scholen krijgen bovendien meer inzicht in de opbrengsten van hun onderwijs. Dit past bij de opkomst van integraal leerling- en onderwijsvolgsystemen om regelmatig tussentijds het kennisniveau van leerlingen te meten. Mooi meegenomen is verder dat de inspectie de resultaten van de eindtoets gebruiken om ‘slechte’ scholen te identificeren. Tegenstanders wezen erop dat ‘goed onderwijs’ over veel meer dan taal en rekenen gaat. Met name de 15 procent (ruim duizend) van de scholen die nu geen Cito-toets gebruikt, klaagde hierover. Vaak vanuit een specifieke religieuze of pedagogische visie. Zij willen leerlingen iets meegeven wat niet in zo’n toets terugkomt. De eigen ruimte van scholen om invulling te geven aan ‘goed onderwijs’ wordt beperkt. Leraren zullen daardoor met name aandacht gaan besteden aan onderwerpen die in de toets terugkomen en waarop scholen vervolgens ook worden afgerekend. Toetsen kan de ontwikkeling van leerlingen stimuleren. Talenten worden ontdekt en achterstanden gesignaleerd, waarop vervolgens kan worden ingespeeld. Maar de scores kunnen ook worden gebruikt om leraren en scholen af te rekenen. Dat is kwalijk als dat wat niet getoetst wordt maar wel van belang is niet wordt meegewogen. Een Cito-toets krijgt dan te veel gewicht. De vraag of een verplichte centrale toets een goed idee is, roept daarmee de vraag op wat het doel van basisonderwijs is. Dat is omstreden. Er is immers een grote diversiteit aan opvattingen over wat het betekent om ‘ontwikkeld’ of ‘gevormd’ te zijn. Als de staatssecretaris centrale toetsing zo’n goed idee vindt, aan hem de vraag wat zo’n verplichte centrale toets eigenlijk meet, en of dat wat gemeten wordt wel een afspiegeling is van waar het in de basisonderwijs om draait. Ik ben benieuwd wat daarop zijn liberale antwoord is.
Lees alle columns van Bregje van de Weijer