column

De fietstocht

15 mei 2018

Belg aan de Waal is zijn alter ego. Ken Lambeets streek kort geleden vanuit Brussel neer in Nijmegen en is nieuw op de redactie van Vox. De komende weken schrijft hij over zijn ervaringen. Deel 4: de fietstocht.

Het allerleukste aan Nijmegen, uitgezonderd de nabijheid van de Ooijpolder, schoteltjes met paddenstoelenbitterballen en mijn lieve Nijmeegse? Dat moet wel het dagelijkse fietstochtje naar het werk zijn. Of dat was het toch, tot voor kort.

De grote, afgescheiden fietspaden. De pelotonvorming bij rood licht. Autochauffeurs die rekening met je houden omdat ze zelf ook wel eens een stalen ros van dichtbij hebben gezien. Universiteit en hogeschool die hun tijdsschema onderling afstemmen zodat er geen flessenhals op de fietspaden ontstaat. Ik maak er mijn Brusselse vrienden die ’s ochtends in een overvolle metro of tram staan te puffen of met de daver op het lijf naar het werk fietsen, graag jaloers mee.

Het ligt me ook wel, van groepje naar groepje springen, al dan niet in de stijl van de tijdrijder, kromgebogen over het stuur. Af en toe in iemands wiel kruipen en er bijtijds op het goede moment uitspringen. Denkbeeldige finishlijnen tekenen en spurtjes winnen.

Vanop de fiets groet ik ’s ochtends de dingen: dag Wedren waar ooit een echte wielerbaan stond, dag hondenuitlaat met de snuffelende viervoeters, dag bowlingzaal met de rare spreuken op de muur-uur-uur. Het maakt dat ik met een fris hoofd op het werk verschijn, iedere dag opnieuw.

Zo ging het elke dag, tot die keer…

Komende van het centrum steek ik op de Heyendaalseweg vlak voor het Erasmusgebouw de straat over, een vriendelijke buschauffeur houdt netjes halt. Voor de wolkenkrabber sla ik naar rechts af, ik bevind me op het fietspad van de Erasmuslaan. Mijn gedachten zijn al bij de eerste koffie van de dag.

Ter hoogte van de universiteitsbibliotheek kijk ik achterom; vlak achter mij bevinden zich geen fietsers, een honderdtal meter verderop wel. Als ik mijn fiets zo dicht mogelijk bij het redactielokaal wil parkeren, moet ik straks naar links afslaan. Om de andere weggebruikers van de aanstaande manoeuvre op de hoogte te brengen, steek ik alvast mijn arm uit. Ik houd even op met trappen om fietsers die van de andere kant komen te laten passeren. Wanneer ze me voorbij zijn, draai ik mijn stuur naar links.

Piepende remmen en gevloek. ‘Sukkel!’ De kreet gaat door merg en been. De vrouw op de elektrische fiets moet een hoog tempo ontwikkeld hebben, mijn richting aanwijzende arm heeft ze vast niet gezien. Op het moment dat ik wilde afslaan, wou ze me net voorbijsteken, waardoor ze vol in de remmen moest. Nu is al haar toorn op mij gericht.

‘Ik stak mijn arm wel uit’, stamel ik, maar dat zet geen zoden aan de dijk. Kwaad, me nog steeds naroepend, stapt de vrouw opnieuw op de fiets. Fietsers en voetgangers houden ons in de gaten, klaar om in te grijpen wanneer het tot een handgemeen komt.

Godzijdank gebeurt dat niet. Nog voor we het hebben kunnen uitpraten, rijdt de vrouw opnieuw weg. Al mokkend betreed ik de redactie.

‘Welkom in Nederland,’ zeggen de collega’s als ik hen over het voorval vertel.

Sindsdien is geen fietstocht meer hetzelfde. Het incident achtervolgt me nog iedere dag. De blik van de vrouw, waaruit een hartstochtelijk haat sprak, krijg ik maar niet van mijn netvlies. Iedere keer als ik de fietsparking oprijd, gaat mijn hartslag de hoogte in. Ik mag dezelfde fout niet opnieuw maken.

Lees alle columns van Ken Lambeets

1 reactie

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!