Drie minuten
Wetenschap? Een vraag, een methode, een resultaat, een interpretatie en een publicatie, toch? Nou nee. De wetenschapscirkel houdt niet op bij het publiceren van je resultaten. Valorisatie, outreach, maatschappelijke relevantie, wetenschapscommunicatie, -popularisatie, -disseminatie… Het betekent allemaal ongeveer hetzelfde: een brug slaan tussen wetenschap en praktijk. Wat kan de maatschappij met jouw onderzoeksresultaten? Wat heeft je oma eraan? Heeft zij jarenlang via de belastingen aan jouw salaris meebetaald zodat jij in een obscuur wetenschappelijk tijdschrift kunt publiceren, wat zij overigens niet eens kan lezen, omdat het artikel achter een paywall zit? De overheid, NWO en KNAW zijn fervent voorstander. Wil je een onderzoeksbeurs, of een baan? Leg dan maar eens uit wat je aan valorisatie gaat doen.
Maar ook wetenschappers zélf vinden het belangrijk. Zo vertel ik leerkrachten of ouders over mijn onderzoeksresultaten: wat kunnen zij doen om de beginnende geletterdheid van kleuters te stimuleren (dat is tenslotte waar ik het voor doe – toch?). Barbara Wagensveld verdedigde haar proefschrift pas een jaar nadat het was goedgekeurd, puur vanwege de datum: haar onderzoek ging over rijmen en dus verdedigde ze op 5 december, wat enorm veel media-aandacht genereerde. Roel Hermans vertelde in De Wereld Leert Door en talloze andere interviews over zijn proefschrift waarin hij liet zijn dat vrouwen hun eetgedrag aanpassen op dat van hun tafelgenoot. Sinds de enorme mediastorm rond het Huh?!-artikel geeft Mark Dingemanse nu lezingen aan wetenschappers én wetenschapsjournalisten over de relatie tussen wetenschap en media. En zo kan ik nog wel even doorgaan – gelukkig.
Wetenschappers zijn vaak bang dat wetenschapscommunicatie lastig is, slechts voor een paar mensen is weggelegd, of veel tijd kost. Over dat laatste kan ik kort zijn: drie minuten zijn genoeg. Dat bleek gisteren wel tijdens FameLab: “an international contest for young scientists eager to tell the world their scientific story”, waar ik mocht jureren. Dertig enthousiaste jonge onderzoekers vertelden in drie minuten over hun vakgebied. Stuk voor stuk pakkende verhalen over uiteenlopende onderwerpen: van placentaonderzoek tot microbische dark matter en van gigantische libellen tot het opsporen van autisme bij baby’s. Er werden ballonnen kapot geprikt om de dood van hersencellen bij de ziekte van Parkinson te illustreren en knikkers tegen elkaar aan gekaatst om kwantummechanica uit te leggen.
Oké, wetenschapscommunicatie kán moeilijk zijn. Het is gemakkelijker om in de jury te zitten, dan zelf op het podium te moeten staan. Je verhaal mag niet te moeilijk zijn (geen jargon, geen ellenlange uitweidingen over dingen die alleen jij en je baas snappen), maar ook niet te makkelijk (geen jip-en-janneketaal, geen té algemene versimpelingen). En dan moet je ook nog je zenuwen onder bedwang houden en een beetje gezellig kijken.
Maar wetenschapscommunicatie is ook gemakkelijk. Als je gepassioneerd bent over je werk, kun je er vaak ook gepassioneerd over vertellen. Laat die sprankelende ogen zien. Maak een kind enthousiast voor wetenschap. Zorg dat een student een onderzoeksmaster gaat doen. Gun het je oma dat ze op het volgende familiefeest helder uit kan leggen wat haar kleinkind nou eigenlijk doet, daar op die Radboud Universiteit.
En dan liefst gewoon in drie minuten.
Lees alle columns van Merel van Goch