Ererondje
Terwijl het Radboudlied door de Stevenskerk galmde, liepen ze, twee aan twee, achter de pedel naar voren. Hun toga’s glansden, hun witte beffen waren smetteloos en hun baretten stonden nonchalant scheef. Tijdens de Dies Natalis keek ik naar het cortège van hoogleraren. Het zag er weer indrukwekkend uit, al die vrouwen en mannen aan de top van de academische hiërarchie. De meesten waren al grijs, en dat is ook niet zo gek. Het Rathenau Instituut concludeerde vorig jaar dat de gemiddelde Nederlandse hoogleraar 49 jaar oud is. Van promotie tot professoraat kostte hen zo’n 19 jaren noeste arbeid.
Als we naar de stoet met hooggeleerde vrouwen en heren kijken, kunnen we dus concluderen dat we het toppunt van wetenschappelijke genialiteit zien. Maar laten we ons dan niet foppen door de statige tovenaarsgewaden? Waar we werkelijk naar kijken, is misschien wel het tegenovergestelde: verval.
‘Vanaf je 25ste verlies je breincellen, elke dag maar liefst 150.000’
De economen Benjamin Jones en Bruce Weinberg onderzochten op welke leeftijden Nobelprijswinnaars het onderzoek publiceerden waarmee zij hun toperkenning kregen. De conclusie: rond je veertigste moet het gebeuren, anders is de kans op een ticket naar Stockholm nihil. Er zijn wel verschillen tussen velden – in de natuurkunde is de gemiddelde winnaar iets jonger dan in de geneeskunde – maar het verschilt niet veel. Journalist Tanner Green speculeerde dat de oorzaak deels biologisch is: vanaf je 25ste verlies je breincellen, elke dag maar liefst 150.000.
Is de gemiddelde hoogleraar dan al voorbij zijn hoogtepunt? Misschien is het toch allemaal niet zo dramatisch als Jones, Weinberg en Green betogen. In een heel recente studie naar de carrières van 167.299 Amerikaanse academici in verschillende velden bleek dat wetenschappers niet significant minder gaan publiceren wanneer ze ouder worden. Er is wel een verschil in wat ze produceren: oudere onderzoekers schrijven vaker boeken, en minder conference proceedings.
En wat zou het ook als ze minder publiceren? Het is logisch dat met de jaren je taken verschuiven. Is het niet juist mooi dat je als hoogleraar de energieke jongelingen in je onderzoeksgroep naar hun eigen doorbraak begeleidt? Wanneer je dan je strepen – of beter: je toga – hebt verdiend in de wetenschap, maak je in de Stevenskerk je ererondje.
Lees alle columns van Adriaan Duiveman