Honours
Studenten noemen het Dumbledore’s Tower. Als je in het Academiegebouw van Groningen een zijdeur opent en de wenteltrap opklimt kom je in een torenkamer terecht. Deze serene ruimte met glas-in-loodramen en wandbetimmering is ver verheven boven alle stervelingen in de volgepakte collegezalen. Dit is een tempel voor de meest slimme, de meest ambitieuze en, bovenal, de meest excellente studenten. In deze magische toren zit het Honours College.
Toegang tot De Toren krijg je enkel via de sorteerhoed van de meritocratie: je cijferlijst. Als je in je eerste semester goede cijfers haalt ontvang je een uitnodiging. Die komt gewoon per e-mail, en niet met een uil door de schoorsteen. Daar begint de deceptie. Toen ik in 2014 als Honours masterstudent mocht binnentreden in De Toren, vroeg ik me al snel af waar de intellectuele toverkunst was.
Het centrale thema van het programma was ‘Leiderschap’. Bij de eerste bijeenkomst drukte een schreeuwende managementgoeroe onze karakters uit in kleuren. Ik was blauw. Ontzettend blauw. Was dit nou echte magie, of is Honours gegoochel met rijksgelden achter de rook en spiegels van ‘excellentie’?
Honours heeft me heus wat opgeleverd: sommige colleges waren inspirerend, docenten deelden hun eigen interesses met enthousiasme en ik heb leuke mensen ontmoet op gesubsidieerde borrels. Daarnaast moet ik hier ook benadrukken dat Honours in Nijmegen anders werkt dan Honours in Groningen. Zo biedt de Radboud Honours Academy een disciplinair programma aan en ligt hier meer nadruk op wetenschappelijke verdieping. Een aanstormend talent bij de studie Nederlands heeft via deze route een vergeten achttiende-eeuws treurspel heruitgegeven. Dit is een fantastische prestatie.
Toch zijn Honoursprogramma’s aan universiteiten in zowel uitvoering als principe problematisch. Eerst maar eens die uitvoering. Onderzoekers van de Universiteit Maastricht constateerden onlangs dat Honoursstudenten in de loop van hun studie juist slechter gaan presteren. Reguliere studenten halen daarentegen steeds hogere cijfers. Aan het einde van hun studie presteren beide groepen op ongeveer hetzelfde niveau. Hoezo excellentie?
‘Studenten met bovenmodaal verdienende ouders doen vaker Honours’
Daarnaast blijkt dat de sorteerhoed niet meritocratisch is. Studenten met bovenmodaal verdienende ouders doen vaker Honours. Studiegenoten met een bijbaan zitten daarentegen minder vaak in de excellentieprogramma’s. De sorteerhoed heeft het dus niet zo op modderbloedjes uit de arbeidersklasse.
Maar belangrijker nog is het principiële probleem van Honours. De universiteit is de meest uitdagende onderwijsinstelling voor theoretische kennis, dé intellectuele top. Honoursprogramma’s zouden voor de studenten zijn die meer uitdaging willen of, erger nog, ‘nodig hebben’. Excellentietrajecten geven daarmee een gevaarlijk signaal af: de universiteit levert nog niet het beste theoretische onderwijs dat je in Nederland kan krijgen. Nee, er is een instituut dat – in Groningen letterlijk – boven de anderen zweeft en waar een selecte groep pas echte excellentie krijgt. Honours verklaart daarmee de universiteit failliet.
Hoe deed Hermelien dat, toen ze meer uitdaging nodig had? Ze ging meer vakken volgen. Ze volgde zoveel vakken dat ze er voor moest tijdreizen. Nou is dat laatste helaas niet mogelijk, voor zover ik weet. Maar extra colleges volgen op je eigen of een andere faculteit zou wel mogelijk moeten zijn, voor iedereen. De universiteit heeft namelijk alles al in huis om studenten meer uitdaging te bieden. Investeer de Honoursmiljoenen in reguliere vakken, in plaats van ze in een select groepje te stoppen. Je hebt de toverspreuk ‘excellentie’ er niet eens voor nodig.
Lees alle columns van Adriaan Duiveman