Hot
Sinds vorige week ben ik een illusie armer. Ik dacht dat het Grotiusgebouw het clubhuis was van Radboudiaanse juristen. En dat het aantal juristen, nu we ze allemaal hadden samengebracht in één gebouw, enorm is. Ik verwachtte daarom elk moment een vrolijk bericht van het faculteitsbestuur: ‘Sinds we intrek namen in het Grotiusgebouw, is het aantal nieuwe studenten explosief gestegen: we zijn voortaan de grootste rechtenopleiding van Nederland.’
Nu was het mij wel opgevallen dat Het Gerecht bevolkt wordt door een zeer divers publiek. Ik zie allemaal gezichten, kapsels, outfits en een variëteit aan leeftijden (minderjarigen en zwaar meerderjarigen) die ik nooit in het oude Gerecht waarnam. De naam Het Gerecht had trouwens wat mij betreft achtergelaten mogen worden in het TvA.
Ook was het hoge-hakken-lopen van korte duur. Deze zomer nog bejubelde ik de lift die mij veilig van de parkeergarage (-2) op 10cm+ hakken naar mijn werkplek (+3) bracht. Toen de colleges eenmaal begonnen, was de pret over. De hoorcolleges die ik in dit semester geef, zijn namelijk niet in het Grotiusgebouw maar in TvA2.
De voortekenen waren er, maar toch hakte het er bij mij wel in. De onthulling kwam van studenten Notarieel recht: het Grotius is niet het clubgebouw van rechtsgeleerden! Er zitten studenten psychologie in de collegezalen waarvan ik kort geleden nog dacht dat ze van ‘ons’ waren. En oefenpatiënten van Tandheelkunde zetten hun tanden in de versgewokte oosterse maaltijden die het Gerecht sinds de verhuizing serveert. Het Grotiusgebouw is van iedereen. Daarom zag ik vorige week in mijn lunchpauze een meisje met roze haar en een jongen met een Andrelonkapsel gehuld in een elegante knielange jas met bontkraag. Daarom is Het Gerecht overbevolkt, is je soep koud omdat je eeuwen in de rij voor de kassa wacht, zijn de collegezalen gevuld met niet-rechtenstudenten en vissen (rechten)studenten bij het raadplegen van de pc’s in de bieb naast het net omdat ook daar door de grote vraag schaarste heerst.
Hun troostprijs: een I ♥ law laptop sleeve. En voor de docenten? Misschien een berichtje van het faculteitsbestuur: ‘Sorry, maar het Grotius is gewoon de hottest place of the campus.’
Lees alle columns van Lucienne van der Geld
Jort schreef op 20 november 2014 om 08:35
Het ligt niet enkel aan het vreemde volk in het Grotiusgebouw hoor.
Waarom is het bijvoorbeeld zo dat je de bibliotheek alleen via de begane grond kan betreden? En dat er in de bibliotheek geen toiletten zijn? Dus als je naar het toilet moet, en in de scriptieruimte op het eind van verdieping een bezig bent, moet je eerst de hele eerste verdieping over, dan de trap af, de deur van de bieb door, en vervolgens kan je een toilet opzoeken. Dit terwijl er hemelsbreed tussen scriptieruimte en toilet op de eerste verdieping 50 meter ruimte zit. Ben je werkzaam op min een, dan zul je die verdieping over moeten en vervolgens de trap op moeten gaan. En ja, ook beneden zijn gewoon toiletten aanwezig, maar buiten de bibliotheek. En de toegangsdeur beneden is niet toegankelijk voor publiek.
Het Grotiusgebouw is een grote mislukking!
Lucienne van der Geld schreef op 20 november 2014 om 10:57
Zie je dan geen enkel lichtpuntje ten opzichte van de TvA?
Jort schreef op 20 november 2014 om 14:54
Nou, als je levensmoe bent is het wel heel erg makkelijk om van de derde verdieping af te springen.
Lucienne van der Geld schreef op 21 november 2014 om 08:29
haha… ik zit op die derde verdieping… Ik zag afgelopen woensdag mannen een rood-wit-politielint spannen dus vroeg hen of ze een lichaam hadden gevonden maar er was wat met glasplaten
adnerpls schreef op 28 november 2014 om 16:41
Lieve
help, hoe bekrompen kun je zijn? Wil je dan liever een lekker besloten
plekje op de campus waar alleen maar jongetjes met nette pakken en vieze
kapsels en opgedirkte tutjes met te hoge hakken rondparaderen? Alsof
alleen niet-rechtenstudenten er soms wat alternatiever bij kunnen lopen.
En zelfs als het Grotiusgebouw vaak wordt bezocht door mensen van
andere faculteiten, wie zijn de juristen om daarover te zeuren? Vroeger
waren er colleges voor rechtenstudenten in Linnaeus, Spinozagebouw,
Erasmusgebouw, TvA 1 tot en met 8… en soms is dat nog steeds zo, zoals
je al terecht opmerkt.
Lähfchen v Grunswick-Eijckaert schreef op 29 november 2014 om 10:38
Lähfchen van Grunswick-Eijckaert, annotatie bij Voxweb-column ‘Hot’, Lucienne Van der Geld, 20 november 2014
Van
der Geld is van streek omdat ze onrealistische verwachtingen had van
het
Grotiusgebouw waar onverhoopt niet aan voldaan is. Een droom aan
diggelen. Geen mogelijkheid om zich te isoleren van ‘het gewone volk’,
iets waar ze al jarenlang zo zeer naar snakte. Een roman waardig, durf
ik te zeggen. Een onsympathieke hoofdpersoon waar je tijdens het lezen
vreemd genoeg steeds meer genegenheid voor opbouwt. Haar kroniek begint in de
Thomas van Aquinostraat, waar ze haast verstikt in lange rijen met koud
eten en abominabele antropologen. Halverwege het boek komt dan eindelijk de
Verlosser: het Grotiusgebouw. Niets is echter wat het lijkt, geen van de
beloftes die haar op het hart zijn gedrukt wordt waargemaakt. Het leven
is er eigenlijk alleen maar akeliger op geworden. We volgen Van der
Geld in haar zoektocht naar geluk, hoe ze copet met alternativiteit,
koude soep en haar eigen ongeduld.
Het boek heeft een open
einde. De lezer weet alleen dat haar wereld blijvend verdorven zal zijn,
Steven Bartels stemt namelijk niet in met een toegangsverbod voor mensen zonder
maatpak. Van der Geld rest nog slechts tranen. Of ze haar werk aan de RU
opzegt of dat ze maar gewoon een einde aan haar leven maakt is niet
direct duidelijk. Niettemin wordt de lezer tot op zekere hoogte
tegemoetgekomen in de epiloog. In tegenstelling tot de rest van het
boek, dat in de derde persoon verhaalt, spreekt Van der Geld de lezer nu
direct toe. Wat er van haar is geworden vertelt ze niet, wel houdt ze
een overtuigend, pseudo-religieus betoog over de kracht des eendrachts
en de corruptie (ja, kanker) die schuilt in andersdenkenden. Een epos
als geen ander, Nederland is een meesterwerk rijker.
Van der Geld heeft het recht op een mening, maar het is jammer dat ze
haar onvrede op zo’n ongenuanceerde en neerbuigende manier uit. Ze
bevestigt het toch al heersende stigma tegen de rechtenstudent op een
uiterst jammerlijke en pijnlijke wijze. De onwetende buitenstaander
leest dit stukje en constateert dat het niet alleen de jurist in
opleiding is die de neiging heeft om kortzichtig en hoogdravend te zijn,
maar concludeert dat ook de universitaire medewerkers niet veel anders
zijn.
Pijnlijk, omdat naar mijn ervaring juist de vakdocenten in
staat blijken om de sociale en maatschappelijke eer en aanzien van de
studie hoog te houden. Open,
benaderbaar en onbevangen, zo moet juist de jurist zich kunnen
presenteren. Dat de gemiddelde rechtenstudent hier (nog) niet toe in staat is,
is tot daaraan toe, van een universitair docent zou men evenwel
meer mogen verwachten. Mensen met roze haar of cartooneske jassen hebben
zich niet te conformeren aan andere regels dan rechtenstudenten. Het
staat hen ook vrij om van de beperkte computerfaciliteiten te maken. Dat
de rechtenstudent daardoor achter het net vist is niet de schuld van de
onwetende pedagoog maar van het beleid van de faculteit zelve (al
verdient het opmerking mijnerzijds dat ik het met dit beleid niet oneens
ben).
Het
is Van der Gelds goed recht om close-minded en bevooroordeeld te zijn,
maar ik vraag me af wat de zin ervan is om dit gedachtegoed op deze
manier te verspreiden. Ik vraag me ook af of bij wie ze hier precies lof
mee probeert te oogsten. Andere benadelen doet ze in elk geval wel. Ik schroom niet om het op mijzelf te
betrekken: menig casual flirt met hete psychologenvrouwen is onverhoopt op
een serieuze discussie uitgemondt na de vraag wat ik studeer. ‘Ja ik
studeer Rechten, maar ik ben geen bekrompen lul hoor. Nee, echt niet.’
Enfin.
Ik hoop voor Van der Geld dat haar betoog iemand bereikt die aan haar
onvrede een einde kan maken. Wellicht dat het faculteitsbestuur toch wel
omgaat. De notulen zullen verwijzen naar de krachtige woorden van Van
der Geld en misschien, heel misschien, zullen we de soep toch nog heet
kunnen eten.