Konijnen
Sinds een paar weken kijk ik met andere ogen naar onze campus. Onze loodgieter, een rasechte Nijmegenaar, kwam een lekkende kraan repareren. Het klusje was binnen vijf minuten geklaard, waarna hij ongeveer een uur bleef napraten. De man is een lopende encyclopedie/nieuwsbrief van alles wat met Nijmegen te maken heeft. Nadat we de laatste roddels uit de buurt hadden doorgenomen kwam het gesprek op het Berchmanianum, het toekomstige academiegebouw van onze universiteit. De loodgieter wist saillante details te melden over de aanstaande peperdure verbouwing van dit kloostercomplex (waarom wist ik dit niet, ik werk bij deze universiteit?). Ook had hij een prachtverhaal over hoe ooit een pater van het Berchmanianum betrapt werd tijdens het stropen van konijnen op landgoed Heyendael. Dit landgoed lag op de plek van onze huidige campus en was eigendom van de schatrijke Frans Jurgens, die er zijn eigen jachtgebied had gecreëerd. Volgens de loodgieter knalde Jurgens er op los en doodde hij met zijn kompanen jaarlijks zo’n duizend konijnen. Dat kan toch niet waar zijn, dacht ik, elk jaar zoveel konijnen op zo’n klein gebied. Maar de loodgieter lijkt gelijk te hebben.
In het boek over Heyendael staat dat Jurgens vanaf 1916 vijf maal per jaar een grote jachtpartij organiseerde voor binnen- en buitenlandse gasten. Een foto in het boek toont de buit van de jachtpartij van september 1917: meer dan tweehonderd dode konijnen liggen uitgestald op het gras. Associaties met de slag bij Verdun uit dezelfde periode dringen zich op. Tegenwoordig zou zo’n foto beslist leiden tot kamervragen door Marianne Thieme. De conclusie is onontkoombaar: onze campus was ooit een armageddon voor konijnen. Al dagen voor een jachtpartij werden alle konijnenholen dichtgestopt met in creoline gedrenkt krantenpapier, zodat de konijnen niet konden wegvluchten. De arme beestjes waren kansloos.
Daar waar het vroeger barstte van de konijnen, krioelt het op onze campus tegenwoordig van de studenten. Dit bracht mij op de gedachte dat onze studenten reïncarnaties zijn van indertijd door Jurgens afgeschoten konijnen. In theorie zou dit kunnen: uitgaande van duizend gedode konijnen per jaar gedurende de periode 1916-1940 kom je op zo’n 25.000 konijnen, terwijl onze universiteit tegenwoordig omstreeks 19.000 studenten telt. Ik moet toegeven dat het onwaarschijnlijk is dat al deze konijnen juist nu tegelijk zijn gereïncarneerd, maar allicht was toch een deel van onze huidige studenten ooit konijn. En dus ben ik, als geboren onderzoeker, de laatste tijd alert op konijnentrekjes bij onze studenten, zoals graafgedrag en lange voortanden. In het restaurant let ik op het aanbod en de consumptie van wortelsalades. Afgelopen vrijdag, tijdens het tandenpoetsen, kwam de ultieme vraag bij mij op of ik wellicht zelf een reïncarnatie ben van een door Jurgens neergeschoten konijn. Als kleuter vond ik het verdacht leuk om gangen te graven in de zandbak. En waarom geniet ik zo intens wanneer ik tussen de bloeiende rododendrons loop op onze campus?
Bezorgde lezers die zich afvragen of het wel goed met mij gaat, en of de stress van het onderwijsdirecteurschap mij niet te veel wordt, kan ik geruststellen: dit soort gedachten heb ik al mijn hele leven.
Lees alle columns van Frits Vaandrager
Jos Joosten schreef op 23 september 2014 om 12:57
Misschien wat extra historische input (die me op een of andere manier verwant lijkt aan bovenstaande gedachtenvlucht):
http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2474267/1996/05/25/Lebensborn-project-van-SS-zat-in-Nijmeegs-jezu-iuml-etenklooster.dhtml
Joop schreef op 24 september 2014 om 12:22
Even dacht ik dat je ging oproepen om een slachtpartij onder studenten te beginnen. Dat is ook heel wat minder zweverig dan die gedachte over gereïncarneerde konijnen.