Maria Montessori
Ik moest er vorige week plotseling zijn – mijn college bleek voor één keer verplaatst te zijn van een achterafzaaltje in het Erasmusgebouw naar een heuse collegezaal – en ik moet zeggen, mij beviel het opperbest daar in het Maria Montessorigebouw. Fantastische beeld- en geluidsapparatuur, splinternieuwe zitplaatsen, lekker ruim; ik zou het ervoor doen.
Zelfs de vloer was droog – en dat is wel wat, heb ik begrepen, want bij de eerste de beste druppel regen moet je je in de kelder, waar dus die collegezalen zijn, in zwembroek vervoegen vanwege de overstromingen. Maar nogmaals, helemaal prima daar in MM 00.19, al was het wel handig geweest als ik van te voren een seintje had gehad dat een van de twaalf colleges in een andere zaal was.
Nou blijkt de tevredenheid beperkt tot mij en tot de kelder (als het niet regent dus), want over de rest van dit gloednieuwe gebouw wordt steen en been geklaagd door vrijwel iedereen die er moet wezen. Geen uitzicht naar buiten (en dat is het ergste wat je een wetenschapper kunt aandoen), geen privacy op de kamers en, en dat vind ik nogal wat, zodanige inkijk dat vrouwen geen rok meer durven dragen als ze in dat gebouw moeten werken.
Fietsend langs het Huygensgebouw heb ik me vaak al verbaasd over het overschot aan glas, dat, zeker in de wat donkerder dagen en met de kijkhoek vanaf de Heyendaalseweg, flink ongemakkelijk aandoet. Nu is dat de bèta-faculteit, en zitten daar, cliché, cliché, waarschijnlijk veel meer mannen dan vrouwen, maar als ik daar al vraagtekens bij heb, dan zegt dat wel wat. En er is niks van geleerd blijkbaar. Veertien jaar na de bouw van die Huygensetalage maken we net zo gemakkelijk dezelfde fout bij Sociale Wetenschappen.
Het geeft te denken over de universiteit als educatieve instelling, zullen we maar zeggen.
Lees alle columns van PH neutraal