column

Procrastinatie

04 mrt 2016

Het uitstellen van een stukje over uitstellen is natuurlijk erg meta, maar het moest er maar eens van komen. Procrastinatie is kut. Ja, ik zeg het maar gewoon. Het is gewoon ruk. Als fervent uitsteller kun je gerust twee weken buikpijn hebben van iets wat uiteindelijk in een half uurtje klaar is. De gouden regel is: Het kost al-tijd meer energie om uit te stellen dan om iets daadwerkelijk te doen. “Maar waarom doe je het dan niet gewoon?” Tja.

Het zijn vooral de voor jou belangrijke dingen, die je uitstelt. Dingen waar je waarde aan hecht, waar je trots op bent. Waar mensen verwachtingen – ieks! – over hebben. Neem nou nakijken, dat is ook gemakkelijk uit te stellen, maar daar heb je niet twee weken buikpijn van. Wel van onderzoeksvoorstellen, revisies, discussies, inzichten.

Dus wat doe je dan, als je zoiets moet doen? Dan begin je te laat. Als je een deadline hebt – en uitstellers hebben sowieso altijd (door anderen opgelegde!) deadlines nodig, want anders gebeurt er niks – begin je altijd, consequent, te laat. Ook al weet je al drie maanden dat je op die ene donderdag in maart iets in moet leveren, toch begin je niet. Je vertelt jezelf dat dat is omdat je de spanning van de deadline nodig hebt, maar je houdt jezelf gewoon voor de gek. Want als dat zo was, waarom knaagt die deadline dan wel al weken in je achterhoofd? Waarom vermijd je kunstig de map waar het materiaal voor de deadline in staat, de verdiepingen waar je mensen tegen kunt komen die je er iets over kunnen vragen?

Alle andere dingen ter wereld zijn leuker en belangrijker dan datgene wat je moet doen. Alle rotklusjes die je eigenlijk ook uitstelde zijn al gedaan (je hebt zelfs al twintig essays nagekeken, een maand te vroeg!). Je hebt eigenlijk niks anders meer te doen dan Hetgeen Gedaan Moet Worden. Maar, denk je, dat kán ik natuurlijk niet gewoon zittend achter mijn bureau. Wie kan er nu op commando schrijven! Nee, ik moet eerst een uur wandelen in de Ooijpolder, ter inspiratie. Of een dutje doen, zodat ik meer energie heb. Even een kop koffie, met een vriendin, om alvast te brainstormen. Anders kan ik het écht niet.

Uiteindelijk lever je natuurlijk wel iets in (behalve als er ‘ineens iets tussenkomt’), op het nippertje, of net na het nippertje. Met het te laat beginnen heb je jezelf mooi al een verweer verschaft. Als je werk wel goed is, zeg je: ‘Kijk, goed hè! En het kostte me maar één avondje!’ En als het niet goed is, zeg je: ‘Ja natuurlijk was het niet zo goed, ik heb er maar één avond aan kunnen werken’.

Het ergste is nog dat je dit natuurlijk heel goed van jezelf weet. En als je dan weer iets heel snel klaart, nadat je er weken tegenop zag, spreek je jezelf streng toe. Dit nooit meer! Totdat het weer gebeurt. En weer. Je praat het ook goed, voor jezelf. Als collegae zeggen nooit uit te stellen, denk je, goh, als ik toch eens écht 40 uur per week zou werken, ha, dan had ik al lang veertig proefschriften geschreven. Maar dat is het nou juist, dat doe je niet, want dat kún je niet. Je bent een uitsteller.

Lees alle columns van Merel van Goch

2 reacties

  1. L.J. Lekkerkerk schreef op 9 maart 2016 om 13:58

    Het gevaar van (te) vroeg beginnen is wel dat je er teveel tijd aan kan gaan besteden. Bijvoorbeeld een klusje dat 4 uur werk uitbetaalt en op een dag om 17 uur klaar moet zijn. Waarom zou je daar al voor de lunch op die dag mee beginnen?

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!