Promowattus?!?
Vlak voordat ik naar Nijmegen vertrok voor mijn nieuwe baan aan de Radboud Universiteit was ik op een huisfeestje in Groningen. Er waren, om de een of andere reden, allemaal schaatssters. Kon minder, zeggen we dan in het Noorden.
Ik raakte aan de praat met een blonde Friezin, en ik wilde indruk maken. ‘Binnenkort verhuis ik naar Nijmegen. Ik ga daar promoveren.’ Ze reageerde enthousiast. Maar dan ook echt heel enthousiast. ‘Oeh, wat leuk! Wat tof! Fantastysk koel!’ Zoveel stuiterende vreugde had ik nou ook weer niet verwacht.
‘Ja hè?,’ zei ik, mijn verbazing verbergend, maar blij met deze plotse aanbidding.
Zij: ‘Ja, echt wel! Promoveren in Nijmegen, dus? Bij welke voetbalclub?’
Ik had moeten zeggen dat ik een glanscarrière voor me had, als rechtsmidvoorverdediger bij VV Lindenholt of de Nimmaase Boys ofzo. Maar ik besloot dat ik haar ging uitleggen wat promoveren aan de universiteit inhoudt. Slecht idee. Haar enthousiasme was binnen een halve minuut verdwenen. Ik zag haar over mijn schouder speuren naar een andere gesprekspartner, en een sociale fierljepstok om zo snel mogelijk uit deze conversatie te springen.
‘Het woord promovendus roept geen beelden op van woeste aantrekkelijkheid’
Buiten de academie omschrijf ik mezelf als ‘onderzoeker en docent aan de universiteit’. ‘Promovendus’ zegt mensen niets. En als ze het al iets zegt, is de associatie niet altijd positief. Je bent een kwijnend, eenzaam genie dat zijn/haar mentale gezondheid en startsalaris opoffert voor de wetenschap. Het type dat in zijn/haar studietijd al meer ECTS dan bierkratten stapelde. Of je bent juist een soort chique langstudeerder die nog niet echt wil werken. Hoe dan ook, het woord promovendus roept geen beelden op van woeste aantrekkelijkheid.
Althans, meestal niet.
Een jaar later, weer een huisfeestje in Groningen (precorona). Een oud-huisgenoot oreerde tijdens het avondeten. ‘Weet je, Duiveman, als je game wil, dan moet je abs kweken.’ Hij is een fanatiek sportschoolklant, voor als dat nog niet duidelijk was. ‘De vrouwtjes willen die spieren. Ze willen een sterke man, kerel.’
Die avond deed hij een versierpoging bij een vriendin van een vriendin die op het feestje verzeild was. Ze was notaris in spé, bloedmooi, en ze bleek in haar vrije tijd ook nog eens sociologen te lezen. Ik kwam er nieuwsgierig bijstaan. ‘Laat maar zien wat voor’n zware kost jij wegwerkt,’ moedigde ik mijn oud-huisgenoot aan. ‘Laat maar zien.’
Trots tilde hij zijn shirt omhoog.
De volgende ochtend fluisterde de notaris in spé in mijn oor: ‘Doe mij maar een promovendus.’
Lees alle columns van Adriaan Duiveman