Sportkoning
Of hij nu als Willem-Alexander I of Willem IV over twee maanden zijn Koninklijke leven in zal gaan kan me eerlijk gezegd geen zier schelen. Wat echt telt is dat deze doodgoede, soms inderdaad wat onnozel overkomende, beschermd opgevoede jongen (een man wil hij in mijn in ogen maar niet worden) iets met sport heeft. Zoals wellicht bekend is hij anno 1998 benoemd tot lid van het Internationaal Olympisch Comité. Toch zo’n beetje de grootste gelegaliseerde cliëntelistische boevenclub ter wereld, waarin types rondlopen waarbij zelfs zijn dubieuze schoonpa verbleekt. Onze aanstaande koning heeft gedurende zijn wat meanderende vormingstraject toch een aantal keren nadrukkelijk laten zien over een flinke portie volhardendheid te bezitten. Het eerste staaltje van zijn Ausdauer, zoals de Duitsers het zo mooi zeggen, leverde de toen nog als Prins Pils onbekommerd door het leven banjerende Willem-Alexander van Oranje Nassau door de Elfstedentocht van 1986 op zijn oer-Hollandse vormeloze melkstokken te volbrengen. Dit onder het pseudoniem W.A. van Buren, in Playboy-broek en Marlboro-jasje en op een klein lichtjaar van Evert van Benthem. Maar wat dondert het: Ausdauer und Geduld gewinnen des Glückes Huld. De tweede proeve van adellijke lange adem leverde ons aller prins Willempie door, vergezeld van Gerrie Knetemann en een trits opvallend onopvallende lijfwachten, in 1992 de roemruchte marathon van New York te absolveren. Dit weliswaar in een bedroevende, veeleer op een straf wandeltempo lijkende tijd van 4.32.21 u (tegen een winnende tijd van 2.11.06 van Gianni Poli- wie kent hem nog?), maar toch. Voor wat betreft zijn eigen sportieve prestaties voldoet Willem-Alexander aan het (overigens ten onrechte aan de oervader van de moderne Spelen Pierre de Coubertin toegeschreven) motto: meedoen is belangrijker dan winnen. Maar als toeschouwer verandert hij al snel in een Angelsaksische hooligan. Wie van ons nog internetloos opgegroeiden herinnert zich niet zijn enthousiaste meezingen van het ‘O wat zijn die Yanken stil’ tijdens de dameshockeyfinale op de Zomerspelen van 1996 in Atlanta? Om vervolgens in korte boks en met Theo Janssen-achtige grijns de doodsbange hockeymeisjes te bestormen. Voor mij zal koning Willem met zijn gestaag expanderende onderkin altijd prins Bill de vrolijke ploeteraar blijven. Laat die jongen lekker met sport aan de gang gaan. Zo lang hij zich niet met echt belangrijke zaken bemoeit, heb ik daar wel een kleine belastingbijdrage voor over.
Lees alle columns van Mark Merks