Stemhokje
Belg aan de Waal is zijn alter ego. Ken Lambeets streek kort geleden vanuit Brussel neer in Nijmegen en is nieuw op de redactie van Vox. De komende maanden schrijft hij over zijn ervaringen. Deel 17: het stemhokje.
Nog geen jaar en drie maanden woon ik in Nederland en alweer mag ik naar de stembus, bijna exact een jaar na de gemeenteraadsverkiezingen. Voor de Waterschappen nog wel. Niemand die me kan uitleggen waar ze voor dienen, maar water schijnt iets heel belangrijks te zijn in dit land. Sowieso ben ik van mening dat je nooit een stembrief mag negeren – onze voorouders hebben er lang genoeg voor gevochten – dus vervul ik vandaag met veel plezier mijn burgerplicht.
Op donderdag 23 mei is het opnieuw van dattum. Voor de Europese verkiezingen had ik evengoed op Belgische lijsten in het vaderland kunnen stemmen, maar het leek me wel zo gemakkelijk om het gewoon in Nijmegen te doen, op Nederlandse kandidaten. Als buitenlander moest ik me daarvoor wel registreren in het stadskantoor. In al mijn enthousiasme was ik de eerste niet-Nederlandse EU-burger die zich aanmeldde voor de Europese verkiezingen. ‘We zoeken nog even een bakje waar u het formulier in kunt leggen, meneer.’
Toch knaagt er iets: voor de Provinciale Staten, waar het vandaag vooral om draait, heb ik als niet-Nederlander geen stemrecht. Zo voel ik me alsnog een beetje een tweederangsburger. De meeste verkiezingsdebatten liet ik aan me voorbijgaan, in plaats daarvan kijk ik nog iedere dag naar het Belgische VRT-journaal. Moet ook, want in mei zijn er naast Europese ook federale (landelijke, red.) verkiezingen in België. En daarvoor mag ik wel stemmen. Wat óók oneerlijk is, want ik woon niet in België en betaal er geen belastingen meer.
Houd op met klagen en word gewoon Nederlander, hoor ik u al denken. Dan zijn alle problemen van de baan. Maar dat gaat niet. Ten eerste moet je daarvoor al minstens vijf jaar in Nederland wonen, en dat is nog niet het geval. Daarnaast zou dat betekenen dat ik mijn Belgische nationaliteit moet opgeven. En dat vind ik meer dan een brug te ver. Niet per se omdat ik niet weet waar mijn toekomst ligt, maar omdat mijn hart dat niet aankan.
Nederlander worden: tot daar aan toe. Maar afstand nemen van mijn Belgische nationaliteit? Jamais! Je reinste verraad ten opzichte van het land dat me zoveel kansen gaf. Mijn ouders zouden plots een Nederlandse zoon krijgen, zonder dat ze daar zelf voor gekozen hebben. En wat zou er gebeuren in – het gelukkige onwaarschijnlijke – geval dat er oorlog uitbreekt tussen de Lage Landen?
Erger nog: sinds ik in Nederland woon, voel ik me meer Belg dan ooit. Pas door hier te wonen werd duidelijk wat me Belg maakt: een Bourgondische inborst, een voorliefde voor vergane glorie en misschien ook wel een talent voor onbezorgdheid. ‘Wat is dit toch een vreemd land’, zeg ik nog minstens één keer per week aan mijn vriendin wanneer wegwerkzaamheden in de stad binnen de week (!) zijn afgerond of we ’s middags weer eens nergens een warme maaltijd kunnen krijgen.
Denk ik er binnen een jaar of vijf anders over? Ik vermoed van niet, maar zeg nooit nooit. Inmiddels heb ik toch al een burgerservicenummer, een Nederlandse bankrekening, zorgverzekering en telefoonnummer en sta ik ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en bij de Ambassade in Den Haag. In het weekend kan ik niet meer zonder mijn stapeltje Nederlandse kwaliteitskranten en in de Champions League supporter ik voor Ajax. Een oud-collega die vorige week op bezoek kwam, ontwaarde zelfs enkele Nederlandse klanken in mijn uitspraak. Dan begint het stilaan serieus te worden.
Maar helemaal om ben ik niet. Zolang ik ’s middags nog niet met bammetjes en karnemelk kom aanzetten, is er niets verloren.
Lees alle columns van Ken Lambeets