Storm
Een goede vriendin kwam op een dag corona tegen en corona vond haar heel aardig. Al gauw lag ze voor Pampus naar adem te happen in het oog van het virale stormpje. Want naar de huidige maatstaven was het maar een klein stormpje: te klein voor de traumahelikopter, te licht voor een ziekenhuis en al helemaal te slap voor de IC.
‘Gelukkig maar’, denk je dan. ‘Dát valt weer even mee!’ Maar het valt helemaal niet mee. Ze zit al een hele tijd thuis. Ze kan geen mensen meer helpen in haar maatschappelijk werk, ze heeft pijn en is voortdurend moe. Haar gezin moest in quarantaine en ze moest zelf in overtreffende isolatie, waardoor ze hun peuter de toegang tot zijn moeder moesten ontzeggen. Hoe leg je dat uit aan zo’n kind?
Veel mensen zijn nog harder getroffen: ze houden langdurige schade over, misschien wel hun leven lang. Ze hebben minder zuurstof, kunnen minder, leven wellicht zelfs korter. Ook een heleboel mensen die geen ziekenhuis hebben gezien, hebben flinke schade door corona.
Daar moet ik de hele tijd aan denken als onze zwalpende roergangers in het nieuws hun zorg uitspreken over mogelijk overbelaste IC’s. Als de ziekenhuizen het straks maar aankunnen. Als er maar genoeg beademingsapparaten zijn. Als we maar op tijd genoeg extra bedden hebben. Als we maar snel genoeg militairen kunnen omscholen tot IC-verpleegkundigen. Als Duitsland ons maar helpt als de golf breekt.
Maar als mensen op de IC belanden, is het al te laat. Je kan dan met zware ingrepen nog net levens redden, maar de schade is dan al aanzienlijk.
Het lijkt wel alsof het hele corona-dashboard met grenswaarden overboord kan. Het publieke debat is gefixeerd op de grote storm en onze heldhaftige redders in het wit. De wijzertjes staan al weken in het rood, maar pas als de druk bij de IC’s dreigt op te lopen, grijpen we echt in. Hebben we nu echt de dreiging nodig van mensen die op de ziekenhuisgang liggen te stikken, voordat we overgaan tot maatregelen die de reagurende burger misschien niet zo fijn vindt?
Lees alle columns van Willem Halffman