The future is now
Afgelopen week was het de Gelderse Einsteinweek. Een week vol publieksactiviteiten rondom technologie en innovatie, georganiseerd door Arnhem, Nijmegen en onze provincie. Een geweldig initiatief.
Zo zit ik maandagavond in de Arnhemse schouwburg te luisteren naar een inspirerende voordracht van André Kuipers, onze eigen knuffelastronaut. Mocht de revolutie nog een keer uitbreken, dan stel ik André voor als vervanger van Willem-Alexander.
Met een aanstekelijk enthousiasme vertelt hij over de bemande ruimtevaart. Persoonlijke ervaringen over urenlange onderwatertrainingen, G-krachten en het oncomfortabele van Sojoez-raketten – denk: luiers – wisselt hij moeiteloos af met aansprekende voorbeelden van hoe ruimtevaart ook de innovatie op aardsere producten stimuleert. Nee, niet de Teflon-pan, maar wel GPS, klimaatonderzoek en Philipslampen.
Wetenschapspopularisering volgens het boekje. Volgens mij zorgt hij er die avond eigenhandig voor dat alle kinderen in de zaal een technische opleiding gaan kiezen.
Het contrast met de aansluitende spreker kan niet groter zijn. Richard van Hooijdonk – een kennelijk vermaarde zelfbenoemde futuroloog en trendwatcher. Na vijf minuten schaamteloze zelfpromotie overlaadt hij het publiek met een indrukwekkende waslijst van wat ons allemaal in de toekomst te wachten zou staan aan techniek. Een pil in ons lijf die de dokter belt nog voordat we een hartaanval krijgen, zelfrijdende auto’s, kunstmatige intelligentie, noem maar op.
Zijn verhaal begint al snel te irriteren. Niet vanwege de scenario’s die hij schetst – mijn liefde voor science fiction is moeilijk te overschatten – maar door de stelligheid waarmee hij – onterecht – stelt dat sommige ontwikkelingen om de hoek liggen.
Ik noem er een paar. Onze eigen kinderen worden allemaal 200 jaar – sterker nog, de eerste mens die 1000 wordt is al geboren! Niemand heeft ‘over tien jaar’ meer een auto in bezit, want alle vervoer wordt gedeeld. We kunnen nu al met onze gedachten drones besturen, dus ‘over vijf tot acht jaar’ besturen we huisverlichting door alleen maar ‘lichter’ of ‘donkerder’ te denken.
Als (neuro)wetenschapper kan ik alleen maar gruwelen van dat soort aantoonbare grootspraak. Deze superlatieven en overdrijvingen heb je natuurlijk nodig om als futuroloog bestaansrecht te houden, maar het doet het vertrouwen van mensen in wetenschap en techniek uiteindelijk geen goed. Want wat valt het tegen als onze kinderen niet 200, maar slechts 95 jaar oud worden. Wat hebben die wetenschappers lopen lanterfanten al die jaren? Onbetrouwbare zakkenvullers!
Lees alle columns van Stan van Pelt