Vakantieblues
Belg aan de Waal is zijn alter ego. Ken Lambeets streek kort geleden vanuit Brussel neer in Nijmegen en is nieuw op de redactie van Vox. De komende weken schrijft hij over zijn ervaringen. Deel 8: vakantieblues.
Koffie drinken in de bar à tabac, boodschappen doen in gigantische supermarkten, flaneren door idyllische dorpjes met op iedere heuveltop wel een ruïne van een oud kasteel en iedere dag zeven soorten kaas op het bord: geen betere manier om de batterijen even op te laden dan twee weken door la douce France te trekken. Het maakt de terugtocht er niet eenvoudiger op.
Sinds ik in Nederland woon, had ik Nijmegen nog nooit zo lang verlaten. Tijdens de eerste dagen in het buitenland kregen we nog wel iets mee van de hometown door ’s avonds via Uitzending Gemist naar Het Gevoel van de Vierdaagse te kijken, maar een week later lijkt de stad nog eens duizend kilometer verder weg te liggen. Het maakt dat Nijmegen en ik opnieuw aan elkaar moeten wennen.
Als ik vanaf het Centraal Station naar huis loop, moet ik even met de ogen knipperen. Tijdens de Vierdaagsefeesten was onze straat omgetoverd tot een permanent podium met terras en frietkot en een grote stoet feestvierders, maar nu zou er haast een hooibaal door kunnen waaien. Wandelaars? In geen wegen te bekennen. De Kaaij onder de Waalbrug? Opgebroken. De avondjes voetbal op café met Nederlanders die plots fanatiek voor de Belgen supporterden: voltooid verleden tijd en de vraag is maar of ze ooit nog zullen terugkomen.
Aan de universiteit is er daags nadien evenmin leven in de brouwerij. De fietsenstalling is nog niet voor de helft gevuld, het Cultuurcafé is met vakantie. Uitgezonderd in de voormalige Thomas van Aquinostraat en aan de werken in de lege Refter kan je overal op de campus een speld horen vallen.
Na het avondeten maak ik een wandeling door de stad. Vanop het balkon in het Valkhofpark tuur ik een tijdje naar het water – de Waal brengt altijd troost. Nog nooit zag ik de boten zo laag op het water liggen. Als die evolutie nog even doorzet, is het binnenkort gedaan met de binnenvaart. Tot overmaat van ramp liggen er geen Rijncruises aangemeerd om bij weg te dromen. Ik begin er stilaan aardig de pest in te krijgen.
Met het hoofd naar beneden loop ik op goed geluk een ijsjeszaak naar binnen. Ik heb mijn bestelling nog maar net doorgegeven of ik lees op een briefje op de toonbank dat je enkel kan pinnen, maar natuurlijk heb ik enkel een briefje van vijf euro op zak. Ik zeg aan de serveuse dat ze het ijsje mag houden en verlaat teleurgesteld de zaak.
‘Meneer, meneer’, roept iemand achter me. Ik heb geen zin in een gesprekje met een bedelaar maar de man volhardt. Als ik omkijk herken ik hem – hij stond net achter me in de ijsjeszaak. ‘Ik betaal je ijsje wel’, zegt hij. Dat aanbod kan ik niet afslaan. ‘Ik denk dat mijn vriendin het niet eens is met mijn beslissing’, voegt hij er nog aan toe. ‘Let maar niet op haar.’
Nadat ik mijn ijsje heb gekregen, bied ik de Barmhartige Samaritaan mijn briefje van vijf euro aan, maar dat wil hij niet. Ik bedank hem om zoveel goedheid. Zijn vriendin kijkt inderdaad een beetje moeilijk. Om de echtelijke onenigheid niet verder op de spits te drijven, loop ik de andere richting uit. Op een bankje in het Valkhofpark werk ik de bol vanille hapje per hapje naar binnen – en of het smaakt. De post-vakantieblues is weer voor even verdreven.
Lees alle columns van Ken Lambeets