Varkenscyclus
In 1927 promoveerde landbouweconoom Arthur Hanau op de prijs van varkensvlees. Voor zijn onderzoek hield hij bij hoeveel honderd kilo kostte in Berlijn elke maand. Vervolgens probeerde hij manieren te verzinnen om de prijzen voor volgende maanden te voorspellen. Dat klinkt allemaal niet heel spannend. Toch was er iets geks aan de hand met de karbonadetarieven, zo zag Hanau. Hij ontdekte de varkenscyclus.
En wij, academici, lijken op Hanau’s varkens.
Dat leg ik uit. Iedereen met economie in zijn E&M-pakket heeft ooit vraag- en aanbodlijnen moeten tekenen. Waar de vraag- en aanbodlijn elkaar kruisen, zo vertelde de docent, is de evenwichtsprijs. Op dat kruispunt verschijnt de onzichtbare hand in de markt, begeleid door neoklassiek cherubijnengezang.
Echter, Hanau liet zien dat die evenwichtsprijs in sommige markten niet werd bereikt. Kijk maar naar de prijs van varkensvlees. Stel dat de vraag naar speklappen in Duitsland groeit. Dan zullen varkensboeren meer varkens gaan fokken. Ze investeren in stallen, modderpoelen, en een kekke trekker. Immers, de prijs is nu zo hoog, dat ze het dik terugverdienen.
Het probleem is dat die varkens er een tijd over doen om ‘slachtrijp’ te zijn. Dus tegen de tijd dat de varkens naar het abattoir kunnen, blijken heel veel andere boeren exact hetzelfde idee te hebben gehad. Er is nu een overschot, en de karbonades gaan over de toonbank voor een prikkie. Deze vertraagde reactie op de markt kan zich keer op keer herhalen, stelde Hanau. En dat is de varkenscyclus.
Wat heeft dat met academici te maken? Zijn wij varkens? Ja, soort van.
Robbert Dijkgraaf mag nu miljoenen uitdelen aan de universiteiten. Met zijn sectorplannen strooit hij jaarlijks 700 miljoen uit zijn ministeriële helikopter. Daar profiteren ook de humaniora en sociale wetenschappen van. Ze krijgen jaarlijks miljoenen extra. Goede zaak, zou je zeggen. Er is opeens ruimte voor nieuwe postdocs en nieuwe universitaire docenten. Belangrijk detail: om de laatste positie te krijgen, moet je vaak eerst zo’n postdoc doen.
Het probleem is dat faculteiten Dijkgraafs eerste cheque nu als de wiederweerga moeten uitgegeven. Bij Letteren zijn er plots vijf vacatures voor postdocs van twee jaar, en geïnteresseerden moeten binnen twee weken reageren. Ze zullen vast komen. Problematischer wordt het echter met de UD’s. Een Leidse decaan klaagde dat hij niet ziet waar hij voor volgend academisch jaar dertig nieuwe docenten vandaan kan plukken. Veel gepromoveerden hebben de tot nu toe dorre velden van wetenschap immers al verlaten. Ondertussen vissen negen Nederlandse faculteiten in dezelfde kleine poel met kandidaten. En, niet onbelangrijk: lang niet iedereen met een doctorsgraad is geschikt om colleges te geven.
Dijkgraaf kijkt tien jaar vooruit. Dat is optimistisch, want de politieke wind kan in de volgende kabinetsperiode weer heel anders waaien. Drie jaar geleden nog adviseerde de Commissie-Van Rijn om juist flink te bezuinigen op de geesteswetenschappen. Dat advies kan over drie jaar zo weer worden afgestoft. Als de postdocs dan UD-rijp zijn, blijkt de krimpende markt ook nog eens overbevolkt.
Al het wetenschappelijk onderzoek dat wordt gedaan is waardevol, dus het is fantastisch dat Dijkgraaf in ons investeert. Maar een iets lager tempo was niet onverstandig geweest. Anders eindigen Dijkgraafs genereuze miljoenen straks als parels voor de zwijnen.
Lees alle columns van Adriaan Duiveman