Verantwoordelijk
‘Ja, het is vreselijk!’ De vrouw in de bus draaide zich naar me toe om de ernst van de situatie nog dieper te laten doordringen. Ze had gehoord dat ik met een collega praatte; ik legde hem uit dat ik dit jaar een college had gegeven dat letterenstudenten klaarstoomde voor de verplichte taaltoets voor eerstejaars. ‘Ze maken in hun werkstukken allemaal taalfouten!’ riep de vrouw.
‘En wat doet u dan?’
‘Niks! Dat is mijn vak toch niet! Ik ben historicus!’
Dat verhaal hoor ik vaker. Docenten klagen over het ‘bedroevende taalniveau’ van de werkstukken die ze krijgen, maar ze doen er niets aan. In plaats daarvan verwachten ze van zogeheten deskundigen om aan eerstejaars ’t kofschip uit te leggen.
De Nijmeegse taaltoets – ook andere faculteiten en andere universiteiten hebben er een – bestaat nog niet lang genoeg om het resultaat te kunnen zien, maar ik verwacht: het is niet genoeg. Het is niet zo dat de studenten nog nooit eerder van ’t kofschip hebben gehoord. Het is ook niet zo dat ze het niet begrijpen. Alleen wordt hen eigenlijk steeds duidelijk gemaakt dat die regels niet zo belangrijk zijn. Ze tellen alleen voor de taaltoets. Zolang dat niet verandert, heeft een geïsoleerde taaltoets maar weinig zin.
Aan Vlaamse universiteiten is het anders. Daar wordt iedere docent verantwoordelijk gemaakt voor de taal van zijn studenten. Daar is het doel van iedere opleiding dat het taalgebruik van de student op het niveau gebracht wordt dat van een specialist in dat vak verwacht mag worden. Die universiteiten helpen de docenten daar ook bij: er zijn lijsten met beoordelingscriteria, er zijn deskundigen die de docent kunnen bijstaan.
Een specialist – ook een specialist in een technisch vak – moet zich tegenwoordig goed kunnen uitdrukken: een presentatie geven, een rapport schrijven, iets uitleggen aan een potentiële sponsor of subsidiegever. Je goed kunnen uitdrukken is dus onderdeel van ieder beroep. In Vlaanderen begrijpen ze dat: je moet bij iedere opleiding bepalen wat de studenten kunnen.
Hoewel in Vlaanderen lang niet alle problemen zijn opgelost, lopen Nederlandse universiteiten daar ver op achter. De universiteit die de eerste is om een dergelijk beleid te implementeren, kan een nieuwe kwaliteit bij zijn studenten garanderen. Niet door aan iedere studie een nieuw vak toe te voegen, maar door de eigen docenten taalbewustheid bij te brengen en taalverantwoordelijkheid. Nijmegen zou dat kunnen zijn – ons eigen talencentrum, Radboud In’To Languages, kan het volgens mij zo implementeren.
Lees alle columns van Marc van Oostendorp
Driek van Wissen schreef op 15 februari 2018 om 21:36
Zeg, is deze tekst voorzien van bewuste verhaspelingen om de lezer te testen? Zo niet, dan mag prof. Van Oostendorp eens dringend bij zichzelf te rade gaan. “ik legde hem uit dat ik dit jaar een college had gegeven die letterenstudenten klaarstoomde…”; het college die? “Alleen wordt hen eigenlijk steeds duidelijk gemaakt dat die regels niet zo belangrijk zijn”; toch maar weer eens het verschil tussen hen en hun controleren? “In plaats daarvan verwachten ze van zogeheten deskundigen om aan eerstejaars ’t kofschip uit te leggen”; anglicistische taalconstructie, zuiverder: “verwachten ze van zogeheten deskundigen dat ze…”.
Moenisha Hiwat-Mahabiersing schreef op 22 februari 2018 om 12:59
Tja, de fouten die de heer Van Wissen noemt, vielen mij ook op. Is het misschien toch een test? In de tekst van de heer Van Wissen ontbreken wat puntjes in de aanhaling van “ik legde hem uit …”. Ik zou het als volgt citeren: “…. ik legde hem uit ….”. Ik ben het overigens helemaal eens met de inhoud van de tekst van prof. Van Oostendorp. Volgens mij ben je als docent mede-verantwoordelijk voor het taalgebruik van zowel jezelf als van de studenten. Het maakt niet uit welke discipline de docent heeft.