Vragenvuur
‘Een vraag,’ benadrukt Cees Leijenhorst, ‘bestaat uit twee zinnen en eindigt met een vraagteken.’ De filosoof zegt het altijd tegen het publiek bij de Radboud Reflectslezingen die hij leidt. Hij stelt het charmant maar duidelijk; misschien dat de bezoekers er daarom zo goed naar luisteren. Want twee zinnen en een vraagteken betekent geen monoloog, geen pleidooi en al he-le-maal geen opmerking.
De laatste tijd ben ik veel bezig met vragen. Of, beter: met een vragenvuur. Ik mag namelijk volgende week mijn proefschrift verdedigen.
Dat klinkt stoer, ‘verdedigen’. Op de RU-website voor promotiepreppers staat zelfs een illustratie van een zwaard met een schild. Promoties kunnen namelijk hevige strijdperken worden. Het verhaal gaat dat je je twee secondanten – paranimfen – mee mag nemen voor het geval dat de intellectuele weging uitloopt op een fysieke krachtmeting. Ik neem mijn breedste vriend mee.
Tot nu toe heb ik nooit iemand gezien die met een rokkostuum vol scheuren en bloedvlekken de Aula uitliep. Maar spannend en spectaculair, dat worden promoties soms wel. Naast alle poespas, processies en potjeslatijn is de ceremonie bovenal een ondervraging. Een rij fronsende toga’s gaat de kandidaat drie kwartier overhoren over een boek waar die vier jaar – of langer – aan gewerkt heeft. De vragen van de commissieleden moeten een beetje kritisch zijn. En soms zijn ze heel kritisch.
‘Tot nu toe heb ik nooit iemand gezien die met een rokkostuum vol scheuren en bloedvlekken de Aula uitliep’
Maar de kritiek is nog niet eens altijd de grootste uitdaging. De uitdaging is om de vraag überhaupt te snappen.
In de natuurwetenschappen is de verdediging een gesprek. Een voor een hebben de leden van de promotiecommissie een korte dialoog met de kandidaat, waarin vraag en antwoord elkaar snel afwisselen. Bij de Letterenfaculteit hebben ze Leijenhorsts regel – twee zinnen met een vraagteken – echter nooit meegekregen. Het geijkte format van de onze promotievragen is als volgt: commissielid feliciteert kandidaat met proefschrift, vervolgt met een exposé van encyclopedische kennis om daarna af te sluiten met een drie-tot-vierledige vraag. Of iets wat lijkt op een vraag, omdat het commissielid een octaaf hoger eindigt.
Vervolgens moet je als promovendus antwoorden met een geïmproviseerde redevoering inclusief structuur, drieslagen en – voor de bonus – humor. Er zijn promovendi die dit jaloersmakend goed kunnen.
Om eenzelfde eloquentie te veinzen, ben ik nu puntsgewijs antwoorden op potentiële vragen aan het uitwerken. Als ik goed gok, kan ik plots oreren alsof de geest van Pericles me bevangen heeft. Maar uiteindelijk helpt deze tactiek maar een beetje, want je kunt nooit alle vragen van te voren bedenken.
Collega en filosoof Marcel Becker adviseerde me daarom het volgende: bedenk niet welke kwesties een commissielid gaat aanstippen, maar wat jij haar of hem wilt vertellen. Want ook als je nog niet weet wat de togabewoner gaat vragen, dan weet je wel wat jij wil antwoorden. En als je het zo beziet, leef ik de droom van sommige lezingbezoekers. Ik mag drie kwartier monologen houden en pleidooien afsteken. Ik mag zelfs opmerkingen maken.
Adriaan Duiveman verdedigt op dinsdag 4 april 2023 zijn proefschrift over rampen in achttiende-eeuws Nederland. De ceremonie vindt plaats in de Aula en start om 14.30 uur.
Bert schreef op 30 maart 2023 om 17:38
Heel veel succes Adriaan!
Student schreef op 30 maart 2023 om 20:20
Veel succus!
Mieke schreef op 31 maart 2023 om 11:50
Zin in! Als er toch gevochten wordt, heb je naast je paranimfen ook ‘ons’ (je publiek) om “mee te verdedigen”. Succes Adriaan!