Zelfplagiaat
In hun hetze tegen het zelfplagiaat door Peter Nijkamp zijn minimaal drie punten waarop NRC-auteurs Aan de Brugh en Van Kolfschooten onzorgvuldig opereren.
Allereerst geven ze een slechte definitie van het begrip zelfplagiaat, waardoor onduidelijk is waar ze hoogleraar Peter Nijkamp nu eigenlijk van beschuldigen. In het artikel in de NRC van 19 januari staat kortweg ‘zelfplagiaat is hergebruik van (delen van) eerder gepubliceerd eigen werk zonder volledige bronvermelding’. Nu hergebruik ik vrijwel alle letters van het alfabet in al mijn artikelen. Mag dat niet meer zonder volledige bronvermelding? Of gaat het om hergebruik van woorden, zinnen, paragrafen, secties of ideeën? Is er sprake van hergebruik wanneer je eerst een versie van een artikel presenteert bij een conferentie en daarna publiceert in een tijdschrift? Kan zelfplagiaat vastgesteld worden met standaardsoftware voor plagiaatdetectie, of is het essentieel dat dit gebeurt door peers?
Omdat de auteurs zelfplagiaat niet goed definiëren, zien we overal verwarring en misverstanden. Luca Consoli, lid van de Adviesraad Integriteit van de RU, stelt in Vox: ‘Ik zie geen enkele reden het fenomeen zelfplagiaat af te zwakken. Ik ken niet de details over het plagiaat van Nijkamp, maar het is not done om in artikelen die je aanbiedt dezelfde bevindingen die je eerder elders hebt gepubliceerd te verzwijgen.’
Het geeft te denken dat zelfs een verdediger van deze uit de hand gelopen zelfplagiaat-kritiek niet blijkt te voldoen aan de eisen genoemd in NRC. Van een artikel van Pieters & Consoli uit 2009 in het Journal of Information, Communication and Ethics in Society verscheen eerder een extended abstract in de European Computing and Philosophy Conference (E-CAP 2006). In het proefschrift van Pieters uit 2008, waar dit materiaal ook wordt gebruikt, staat keurig een referentie naar de E-CAP publicatie, maar in de tijdschriftversie ontbreekt deze bronvermelding, ook al zijn de openingszin en enkele paragrafen integraal overgenomen uit het abstract. Ik heb geen probleem met het ontbreken van deze bronvermelding, ook omdat de deelnemers van de conferentie bedankt worden ‘for useful comments on ideas and earlier versions of this paper’. Maar wat vindt onze Adviesraad Integriteit?
Aan de Brugh en Van Kolfschooten zien hergebruik van delen van eerder gepubliceerd werk zonder bronvermelding haast per definitie als slecht. De auteurs worden in hun heksenjacht ogenschijnlijk niet gehinderd door kennis van zaken en gaan er aan voorbij dat hun visie door het merendeel van de onderzoekers niet wordt gedeeld. Waarom zouden onderzoekers stukken tekst, waar ze per slot intellectueel eigenaar van zijn, niet mogen hergebruiken?
Natuurlijk mag je niet in twee verschillende publicaties hetzelfde resultaat claimen. Maar het is juist goed voor de kwaliteit van tijdschriftpublicaties wanneer een vroege versie van een artikel wordt gepresenteerd bij een conferentie. Voor de verspreiding van wetenschappelijke ideeën is het vaak uiterst nuttig een artikel om te schrijven zodat ook leken of onderzoekers uit andere disciplines er kennis van kunnen nemen. En binnen de informatica/wiskunde is het vaak noodzakelijk om pagina’s met definities en notaties uit eerdere artikelen deels te herhalen. In al deze gevallen is hergebruik van eerder gepubliceerde stukken tekst legitiem. Door de eenzijdige framing van het begrip zelfplagiaat in NRC wordt de wetenschap als geheel grote schade toegebracht.
Een derde onzorgvuldigheid in de artikelen van de NRC-auteurs is de exclusieve focus op Peter Nijkamp. Een veelgebruikte strategie van totalitaire regimes en pestkoppen op school is om vrij willekeurig één slachtoffer te selecteren en die dan publiekelijk een aframmeling te geven. Omstanders staan erbij maar durven niets te doen, uit angst dat zij zelf het volgende slachtoffer zullen zijn. Indien Nijkamp zich schuldig zou hebben gemaakt aan een ernstig misdrijf dan zou de exclusieve aandacht voor zijn persoon terecht zijn geweest. Maar gegeven dat honderden integere Nederlandse wetenschappers precies hetzelfde doen als wat Nijkamp nu wordt verweten, vind ik dat Aan de Brugh en Van Kolfschooten zich schuldig maken aan bullying.
Lees alle columns van Frits Vaandrager
Is selfplagiarism plagiarism? definitions, institutes, protocols | Pearltrees schreef op 21 januari 2014 om 11:21
[…] VOX: Zelfplagiaat Vaandrager […]
Marten Hofstede schreef op 25 januari 2014 om 23:39
Naar mijn mening zijn de termen onzorgvuldigheid en bullying nogal zwak om te beschrijven wat er gebeurd is. Hier volgt mijn reconstructie.
Begin januari 2014 verscheen op de site van de VSNU een samenvatting van het rapport van de commissie-Drenth over de anonieme beschuldigingen van plagiaat tegen Nijkamps promovenda Kourtit. In deze samenvatting valt de volgende tekst te lezen:
‘De commissie is van mening dat in alle gevallen van hergebruik van eigen teksten (“zelfcitatieâ€) een verwijzing naar de oorspronkelijke bron ter plekke opgenomen dient te worden. Het verweer van de betrokkene(n) dat via een algemene voetnoot in hoofdstuk 1 van het proefschrift hierin is voorzien, acht de commissie niet overtuigend. De commissie bestempelt deze van vorm van incorrecte bronvermelding, conform de geldende regels, als plagiaat.’
Deze passage is de bron voor het voorpaginanieuws dat NRC Handelsblad op 7 januari bracht onder de kop ‘Topeconoom pleegde zelfplagiaat’. Het artikel is van de hand van Frank van Kolfschooten, die op p. 4-5 van het nummer onder de titel ‘Zonder bronvermelding’ dieper op de zaak ingaat. Hierbij beweert hij dat ‘zelfplagiaat’, waaronder hij het hergebruik van eigen formuleringen en passages zonder bronvermelding verstaat, in strijd is met de Nederlandse gedragscode Wetenschapsbeoefening. In de gedragscode zelf had hij over zelfplagiaat niets kunnen vinden, maar op basis van de samenvatting van het rapport-Drenth (‘conform de geldende regels’) had hij aangenomen dat het er toch wel in zou staan. Navraag bij Drenth heeft hij, blijkens het verdere verloop van het geval, niet gedaan.
In NRC Handelsblad van 11 januari kwam vervolgens de aap uit de mouw. In een artikel van Marcel aan de Brugh onder de titel ‘Onduidelijke regels over “zelfplagiaatâ€â€™ komt Drenth wel aan het woord. Alle ophef over ‘zelfplagiaat’ – door Drenth juridisch en logisch als een non-begrip bestempeld – blijkt voort te komen uit het feit dat in de hierboven geciteerde passage uit de samenvatting van het rapport iets is misgegaan. De term ‘incorrecte bronvermelding’ die als plagiaat werd bestempeld, had niet betrekking op het ontbreken van ‘zelfcitaties’, maar op de overname van teksten van anderen zonder bronvermelding; kennelijk was in de samenvatting iets weggevallen.
Voor alle duidelijkheid voegt Drenth hier in zijn gesprek met Marcel aan de Brugh nog aan toe dat er in Nederland geen geldende regels zijn omtrent zelfcitatie (voor goed begrip: zelfcitatie is niet het hergebruik van eigen formuleringen en passages op zich, maar de omgang daarmee door middel van aanhalingstekens en verwijzingen –
MH). ‘De gedragscode van de vereniging van universiteiten,’ aldus Drenth, ‘rept er niet over.’
Hiermee ontviel de bodem niet alleen aan het hele zelfplagiaatverhaal van Van Kolfschooten, maar ook aan een hoofdredactioneel commentaar in NRC Handelsblad van 8 januari waarin onder de titel ‘Ook zelfplagiaat is plagiaat en dat mag nu eenmaal niet’ de staf werd gebroken over hergebruik van eigen teksten zonder bronvermelding ‘omdat het in strijd is met de regels. Omdat het haaks staat op de regels die wetenschappers zichzelf hebben opgelegd in hun gedragscode’. Ook de hoofdredactie
had in dat stadium verzuimd bij Drenth navraag te doen naar de kennelijke discrepanties tussen de samenvatting van het rapport en de gedragscode.
Wie nu gedacht zou hebben dat de krant na de onthulling van Drenth tot enige zelfreflectie zou zijn gekomen, is inmiddels bedrogen uitgekomen. In NRC Handelsblad van 18 januari gaan Aan de Brugh en Van Kolfschooten in een artikel ‘Acht vragen over
zelfplagiaat’ nogmaals op het verschijnsel in, en hier veranderen onachtzaamheid en onzorgvuldigheid in iets veel kwalijkers.
Bij Vraag 2 ‘Welke voorschriften zijn er en hoe duidelijk zijn die?’ beroepen de auteurs zich voor de voorschriften waarvan Drenth had gemeld dat ze er niet waren, allereerst op het ‘COPE-protocol over “redundant (duplicate) publicationâ€â€™, waarin ‘internationale richtlijnen’ zouden staan over ‘geringe overlap of grotere vormen van zelfkopiëring’.
Enig gegoogel leert dat het bij dit ‘protocol’ gaat om een serie flowcharts
voor redacteuren van wetenschappelijke tijdschriften met aanwijzingen hoe te handelen als zij door reviewers of lezers op problemen bij een publicatie worden geattendeerd. De flowcharts waar Aan de Brugh en Van Kolfschooten uit citeren betreffen niet plagiaat (daar zijn andere flowcharts voor), maar ‘redundant publication’, de situatie waarin auteurs de uitkomsten van één en hetzelfde onderzoek op diverse manieren verpakt en onder steeds andere titels, gelijktijdig aan meer uitgevers en tijdschriften trachten te slijten. Dat is natuurlijk niet hetzelfde als hergebruik van eigen formuleringen en langere passages zonder bronvermelding in nieuwere publicaties, wat Nijkamp en zijn (ex-)promovenda Kourtit wordt verweten; en het is ook niet hetzelfde als salami-wetenschap, zoals Van Kolfschooten inmiddels schijnt te denken.
Vervolgens leggen de auteurs een link naar de door Van Kolfschooten in zijn eerste artikel aangeroepen Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening: ‘Voor de Nederlandse universiteiten geldt ook een gedragscode van de VSNU uit 2012…’ Met het woordje ‘ook’ wordt geprobeerd de COPE-flowcharts voor redacteuren bij de regelgeving van de VSNU te betrekken die op Nederlandse wetenschappers van toepassing is. Maar noch op de site van de VSNU noch bij het LOWI is een verwijzing naar de COPE-flowcharts te vinden – en men zou dat ook niet verwachten.
Hoe dan ook, over de gedragscode melden de auteurs dat de termen ‘plagiaat’ en ‘zelfplagiaat’ daarin weliswaar niet voorkomen, maar dat daarin staat ‘dat een wetenschapper niet mag pronken met andermans veren, dat auteurschap moet worden erkend en dat de in een vakgebied gebruikelijke regels moeten worden nageleefd’.
Het gebruik van het woordje ‘ook’ was het eerste voorbeeld van wat ik hierboven kunstgrepen noemde. Het weglaten van een ander woord is het tweede. In de gedragscode staat als artikel I.4 vermeld: ‘Auteurschap wordt erkend. In het vakgebied gebruikelijke regels worden daarbij nageleefd.’ Een onbevooroordeelde lezer zal dit niet anders interpreteren dan als een voorschrift om ere (iemands vermelding als auteur in een publicatie waaraan hij/zij substantieel heeft bijgedragen) te doen toekomen aan wie ere toekomt en ***daarbij*** de per vakgebied verschillende regels na te leven. Zo niet de auteurs. Door weglating van het woordje ‘daarbij’ verschaffen ze zichzelf een opening om met de volgende zin: ‘Deze nadere voorschriften staan in de richtlijnen die de meeste
tijdschriften aan inzenders van artikelen verstrekken’ een hele grabbelton aan regels die afzonderlijke tijdschriften hanteren, bij de gedragscode van de VSNU in te lijven.
In het concreet vermelde voorbeeld van regels van zo’n tijdschrift gaat het om de ‘Ethical
Guidelines for Authors’ van Inderscience, de uitgever van het tijdschrift International
Journal of Business and Globalisation, waarin ‘self-plagiarism/double submission’ onder het hoofd ‘plagiarism’ staat vermeld. De auteurs voegen hier uit eigen koker (maar zonder dat aan te geven) aan toe dat dat is ‘omdat het [tijdschrift] geen onderscheid maakt tussen putten uit andermans of eigen werk: de oorspronkelijke bron moet blijken uit het artikel, wie de auteur ook is geweest,’ maar zo staat het niet in de Guidelines. Daarin staat : ‘Self-plagiarism/double submission: the submission of the same or
a very similar paper to two or more publications at the same time.’ Het gaat hier niet over hergebruik van eigen formuleringen en passages, met of zonder bronvermelding, maar over het gelijktijdig aanbieden van hetzelfde of in wezen hetzelfde artikel (onder dezelfde
of verschillende titels) aan verschillende uitgevers/tijdschriften. ‘Redundant publication’ dus.
Wat dit voorbeeld extra pikant maakt is dat in hoofdstuk 7 van Kourtits afgekeurde proefschrift, dat haar en Nijkamps artikel in het IJBG reproduceert, een correcte bronvermelding naar het in 2011 onder dezelfde titel verschenen artikel staat.
Mijn conclusie:
Het is al storend dat de term plagiaat, die altijd kwade trouw impliceert, door journalisten als Van Kolfschooten te pas en te onpas gebruikt wordt zonder ook maar een woord te wijden aan het frauduleuze aspect dat ze suggereren. Ergerlijk wordt dat als journalisten – zowat de enige beroepsgroep die zich met een beroep op de vrijheid van meningsuiting zelf niet aan een gedragscode gebonden acht – hun toevlucht tot dit soort
kunstgrepen nemen om hun gelijk te halen.