Zwembandjes
Ze deden prima mee, de negentien derdeklassers vwo van het Maaslandcollege te Oss, daar niet van. Maar toen ik eergisteren ‘zwembandjes’ als goudeerlijk antwoord kreeg op mijn vraag of iemand nog een andere sportieve deugd kon oplepelen dan de door mij geopperde ‘moed’, begreep ik dat ik nog meer water bij de sportfilosofische wijn moest doen. Ten overstaan van vakgenoten hoef ik geen uitleg te geven over gewichtige termen als ontologie, epistemologie en, godbetert, metanoia (‘ommekeer’ of ‘meer met minder’). Ik hoop ook dat dit soort welluidende en diepzinnige termen na een college of wat ook bij mijn universitaire masterstudenten enigszins blijven plakken. Maar voor veertienjarigen zijn ze dus een brug te ver. En toch hadden docent levensbeschouwing Guus Prinsen en docent lichamelijke opvoeding Dion Geurts gelijk toen ze me mailden dat hun leerlingen zich qua analytisch en reflecterend vermogen positief onderscheiden. Ja, zelfs stiekem al een beetje in staat zijn om een wetenschappelijk onderzoekje op te zetten. Met heuse vraagstelling en houtsnijdende literatuurverwijzing. Over voeding en sport bijvoorbeeld. Maar wat de leerlingen volgens de twee enthousiaste leraren ook nog aan het ontbolsterende verstand moest worden gepeuterd was het wijsgerige en maatschappelijke perspectief van sport. Dus mocht ik mijn relaas doen. Dat aan keurige jongens en meisjes, zonder mobieltjes op of onder de tafel. Types die eerst hun hand opsteken en dan pas een antwoord geven op de vraag naar argumenten waarom je misschien wel niet alles sport moet noemen waar het label sport op wordt geplakt. Jachtsport is geen sport omdat het doden van levende wezens toch echt geen sport is. In de schaaksport ontbreekt het fysieke element, of in de hun taal: ‘ja, daar word je echt niet moe van’. En boksen? ‘Anderen pijn doen, dat vind ik geen sport.’ Ook mijn kritiekpunt op de vigerende academische sportfilosofie – overdreven aandacht voor de topsport en weinig oog voor de amechtig voort hobbelende massa – pikten ze op: ‘Sport is gezond, meneer, dertig minuten bewegen per dag.’ Ja,zelfs bij mijn wat versimpeld Sloterdijkiaans pleidooi voor de herwaardering van de saaie repetitieve beweging – urenlang solitair hollen en fietsen – meende ik zelfs hier en daar en licht begrijpende blik te ontwaren. En wat die deugdelijke zwembandjes betreft: wil ik ooit een klassieke triatlon absolveren – mijn levensdoel – dan zal ik daar als zwemkneus binnenkort toch eens aan moeten. Waarvoor dank.
Lees alle columns van Mark Merks