18
Stan van Pelt werkte als onderzoeker bij het Donders Instituut, tot hij besloot het roer om te gooien en journalist te worden. Sinds 1 september is hij redacteur bij Vox. Stan heeft de portefeuille 'wetenschap' onder zijn hoede. Hoe kijkt hij nu tegen zijn oude werkveld aan? Deel 2 in een serie columns over de journalist versus de wetenschapper.
18. Dat cijfer staat achter mijn U-nummer in mijn arbeidsovereenkomst als wetenschapsredacteur. Het staat voor het aantal aanstellingen dat ik heb gehad bij deze universiteit. Wat deze anders maakt dan alle andere: het is een vast contract.
Eerder had ik altijd tijdelijke aanstellingen. Mijn eerste dateert uit 1997, als student-assistent voor biologie-werkgroepen tijdens mijn studie. Later volgden promotie- en andere onderzoeksfuncties. Elke verlenging, al was het maar met zes weken, deed weer een nieuwe overeenkomst op mijn deurmat vallen. Soms had ik eerst een half jaar in de WW gezeten, of elders gewerkt. Dan begint de contract-teller weer van voor af aan, volgens de ‘flexwet’ althans. Legio wetenschappers slepen zich hun halve carrière of langer op deze manier van tijdelijke baan naar tijdelijke baan.
Onderzoeksinstituten zijn niet scheutig met het geven van vaste banen. Slechts twee op de vijf wetenschappers heeft een contract voor onbepaalde tijd. ‘Er is geen structurele financiering om je in vaste dienst te nemen’, kreeg ook ik meermaals te horen. Het is deze premisse die ‘de wetenschap’ tot een extreem competitieve omgeving heeft gemaakt. Survival of the fittest.
Maar nu! Ik heb goed en wel twee jaar journalistieke ervaring en nu ligt er opeens wel een vaste aanstelling voor mij klaar op de universiteit. Voor ‘ondersteunend en beheerspersoneel’ op de universiteit – 45 procent van alle fte’s (!) – blijkt de soep een stuk minder heet gegeten te worden. Bij vacatures staat om de haverklap: ‘Contractduur 1 jaar met uitzicht op een vast dienstverband’.
Ik vind het maar een vreemd contrast. Die euro’s komen uiteindelijk toch uit dezelfde universitaire pot met geld als het salaris voor wetenschappers. Waarom selecteren we secretaresses, projectleiders en studieadviseurs ook niet via strenge en competitieve tenure-trackprocedures?
Een absurd idee natuurlijk. Een vast contract na een paar jaar goed functioneren is eigenlijk niet meer dan normaal, zeggen ook mijn huidige collega’s. Noem het fatsoenlijk werkgeverschap.
Voor mij voelt het vooralsnog als een ongekende luxe. Maar misschien zegt dat vooral iets over hoe afwijkend de situatie is die ik vroeger ‘normaal’ vond.
Lees alle columns van Stan van Pelt