‘1995’, de bijna-ramp die Nederland samenbracht
Het hoogwater van de Waal, Maas en Rijn in 1995 leidde tot de grootste evacuatie in de naoorlogse geschiedenis. Na weken van dreiging en onzekerheid moesten 250.000 mensen in rap tempo huis en haard verlaten. De ramp bleef uit, maar Nederland omarmde het hoogwater als een oude bekende.
Na wikken en wegen, en overleg tussen burgemeesters, dijkgraven en toenmalige commissaris van de Koningin Jan Terlouw, besloot de laatste op 31 januari 1995 tot de evacuatie van een groot deel van Rivierenland. Het water bij Lobith bereikte een recordhoogte van 16,63 meter boven NAP en de veiligheid van de bewoners kon niet meer worden gegarandeerd, zo was de conclusie. Aan de Waal bij Nijmegen moesten op stel en sprong 15.000 inwoners worden geëvacueerd vanuit de Ooijpolder.
Het was een spectaculair gezicht, een immense uittocht van mensen, herinnert Thed Maas, journalist bij de Gelderlander, zich. Hij woonde op dat moment in Beek, net op de grens van het gebied dat geëvacueerd moest worden. ‘Ik was aan het werk voor de krant en op weg naar huis zag ik een lint van mensen. Ik wist toen nog niet dat ook mijn eigen straat werd ontruimd. Toen ik thuiskwam, zei mijn vrouw dat we moesten evacueren.’
Saamhorigheid
De evacuatie zorgde meteen voor een gevoel van saamhorigheid. Buren hielpen elkaar met spullen naar zolder brengen en kasten versjouwen. De hectiek was inmiddels ook te zien op televisie: er waren speciale nieuwsuitzendingen en de beelden van angstige boeren gingen de wereld over. Maas: ‘De media gingen helemaal uit hun dak. Voor de mensen uit het Westen en buitenlanders leek het heel erg.’
Werd de angst ook gevoeld in het dorp Beek, toen mensen hun huis moesten verlaten? Maas: ‘Totaal niet. Mensen wonen daar al jaren, vaak van generatie op generatie. Bovendien wisten we dat het wel twee dagen kon duren voordat het water bij onze huizen kwam, mocht het zover komen.’ Een soort vakantiestemming maakte zich zelfs van sommige bewoners meester. Veel mensen kwamen terecht in hotels in de buurt en gingen samen de kroeg in voor een potje bier.
De inwoners van de polder hadden het rivierwater wel vaker grote hoogtes zien bereiken, en waren dus wat minder snel onder de indruk van de stijging van het peil. Dat bleek nog meer toen Maas met een collega in een dorpje net over de grens met Duitsland een kroeg binnenstapte. ‘Het water stond daar net zo hoog, het was hetzelfde gebied. Maar zij hoefden niet weg. Die zaten zich allemaal te verkneukelen om die gekke Hollanders.’
Uitzonderlijk
Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit, was student in Utrecht ten tijde van de hoogwaterdreiging. ‘Ik weet nog dat er heel veel mensen naar de Jaarbeurshallen kwamen, die als opvang werden gebruikt. Het was ook ontzettend druk in de treinen en op het centraal station.’ Jensen werkt aan een groot onderzoek over rampen en Nederlandse identiteitsvorming van de zestiende tot de negentiende eeuw.
Ook al maakte ze de watersnood in 1995 niet zelf van nabij mee, achteraf noemt ze het een ‘uitzonderlijk geval’. ‘Er was natuurlijk schade, straten zijn ondergelopen. Maar de echte doorbraak van de dijken kwam niet.’ Toch reageerden Nederlanders zoals ze altijd doen in het geval van rampen. ‘Dat is echt heel interessant. Heel veel zaken die je normaal gesproken bij een echte watersnoodramp ziet gebeuren, kwamen hier ook op gang. Er was bijvoorbeeld een grote benefietactie om de gedupeerden te helpen.’
Datzelfde gebeurde in 1855 en 1861 nadat de Betuwe onder water liep, zegt Jensen. ‘Het hele land zamelde geld in voor de slachtoffers in het Rivierengebied. Gigantische bedragen zijn er toen opgehaald, dat liep echt in de miljoenen guldens.’
Een andere Nederlandse traditie liet zich ook zien: het zingen van een watersnoodlied. In 1995 was het Marco Borsato die optrad tijdens de benefietactie op televisie, maar al eeuwenlang worden liederen gebruikt om het nieuws te verspreiden, geld op te halen en de ramp te verwerken. Na de stormvloed uit 1825 bijvoorbeeld, die aan 379 mensen in Nederland het leven kostte, werd een lied geschreven ‘op een treurige wijs’, waarin alle feiten en emoties rondom de ramp uitgebreid aan bod komen.
Verwondering
De eeuwenlange strijd tegen het water zit zo in ons systeem, dat we zelfs na een evacuatie zonder slachtoffers teruggrijpen op onze tradities. Speelt de angst voor het water daarin een grote rol? Jensen: ‘Ik denk dat we ons heel veilig wanen, juist omdat we zo veel ervaring en expertise hebben.’
Een ramp gaat wel vaak vooraf aan de verbetering van de dijken of waterwerken om ons tegen het water te beschermen. Na de Zuiderzeevloed in 1916 kwam de Afsluitdijk, na de ramp in 1953 kwamen de Deltawerken. Ook het hoogwater in 1995 is een belangrijk keerpunt geweest. Het leidde tot het project Ruimte voor de Rivier, waar onder andere de aanleg van de nevengeul in de Waal onderdeel van is.
Het is uiteindelijk een paradoxale relatie die Nederlanders hebben met het water, zegt Jensen. ‘In 2018 stond het water van de Waal weer ontzettend hoog, het scheelde centimeters of het land zou weer onderlopen. Ik ben toen gaan kijken, en op de een of andere manier kun je je de impact toch niet goed voorstellen. Je kijkt naar de dreiging met een soort verwondering en je gaat ervan uit dat het wel goed zal komen. Men zegt wel dat je zo’n ramp nodig hebt om te beseffen hoe kwetsbaar we zijn.’