24 oud-medewerkers ITS boos over opheffing
In een open brief ageren 24 voormalig medewerkers tegen de voorgenomen opheffing van het onderzoeksinstituut ITS. ‘Hier gaat de Radboud Universiteit spijt van krijgen.’
Paul Jungbluth is een van de ondertekenaars van de open brief en is verbolgen over de voorgenomen beslissing tot opheffing van het instituut waar hij tot tien jaar geleden aan was verbonden. ‘De sociaal-wetenschappelijke kennis van het ITS is breed, wat het mogelijk maakt parallelle processen in de samenleving in samenhang te onderzoeken’, prijst Jungbluth de relevantie van het ITS.
Jungbluth beaamt dat de overheveling van minstens vier onderdelen van de universiteit naar het ITS de organisatie topzwaar heeft gemaakt. ‘Er zijn onhandige keuzes gemaakt, maar daar heeft het college van bestuur zelf de hand in gehad’, zegt Jungbluth. In hun open brief hekelen de ondertekenaars de opstelling van het universiteitsbestuur: die heeft zélf het commercieel risico van het ITS vergroot door clubs als het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek toe te voegen, vaak ‘zonder afdoende budget om zwakheden eerst weg te werken’.
Kenniscentrum Forum
De universiteit kan nog spijt krijgen van de opheffing, waarschuwt Jungbluth. Hij wijst op het vorig jaar opgeheven Utrechtse kenniscentrum Forum (voor multiculturele vraagstukken) waarmee essentiële kennis verloren is gegaan. ‘Met de oprichting van het ITS gaf de universiteit gestalte aan haar maatschappelijke betrokkenheid. Men had daar toen wat voor over, het budget kwam voor ruim de helft van de universiteit. Is die dienstverlening aan de samenleving nu niet meer aan de orde?!’
Jungbluth, nu verbonden aan de Universiteit Maastricht, wijst erop dat vergelijkbare instellingen als het ITS momenteel allemaal in moeilijk vaarwater zitten. ‘En die instituten hebben niet eens de reikwijdte van het ITS. Het ITS heeft een grote naam. In de top van het Sociaal-Cultureel Planbureau en een reeks ministeries hoef je niemand uit te leggen wat het instituut betekent. Dat moet je niet verloren laten gaan.’ / Paul van den Broek