Zomerinterview (4): Leon Wecke
Hoe tegendraads kan een mens zijn? Leon Wecke, een jaar geleden overleden op 83-jarige leeftijd, bleef met zijn dwarse colleges over conflicten en vijandbeelden de universiteit tot bijna zijn laatste ademstoot trouw. Een profiel van een man die bij menig student in het geheugen staat gegrift. ‘Dwarsdenkers als Leon worden helaas steeds schaarser.’
Op 19 mei vorig jaar verzorgde Leon Wecke nog college, in het vak dat hijzelf vijftig jaar geleden in Nijmegen introduceerde: Legitimatie van veiligheidsbeleid. Kort door de bocht: waarom zijn we zo bang voor bomaanslagen, terwijl in verkeer en ziekenhuizen de overlijdenskans vele malen hoger is? Studenten overladen met dit soort dwarse praatjes hield hij vol tot drie weken voor zijn dood: op 13 juni 2015 overleed hij, als 83-jarige veruit de oudste docent die de universiteit rijk was.
Vox spreekt met zeven mensen uit Weckes omgeving om de man en zijn denken kleur te geven, en in alle zeven gesprekken is de lach nooit ver, hoe groot het gemis ook is. Zijn intense werkdrift brengt anekdotes tot leven. Bij echtgenote Janny Wecke bijvoorbeeld, die de talrijke ziekenhuisbezoeken van Leon memoreert: zeker zeven opnames in de laatste twintig jaar, allemaal vanwege een zwakker wordend hart. ‘Naar de cardioloog nam hij altijd het jaarverslag van zijn afdeling mee. De helft van het gesprek ging daarover, daarna kwam zijn hart nog even aan bod.’ Volgens Janny Wecke lag Leon het liefst tijdens kerst in het ziekenhuis. ‘Dan kon-ie toch niet naar het werk. Artsassistenten aan zijn bed kregen college over polemologie.’
Werk, werk en nog eens werk. Jan ter Laak, 25 jaar geleden binnengekomen als vrijwilliger van het Studiecentrum voor Vredesvraagstukken (het huidige CICAM), haalt de anekdote op over de vakanties van Leon – die niet bestonden. ‘Vakantie? Dan kun je de hele tijd niks doen!’, aldus Leons visie op de vrije weken die gewone stervelingen een prettige afleiding bieden. Toen Wecke eindelijk een keer op reis ging – in 1990 naar Cattolica aan de Romeinse kust – was de pret snel voorbij: op 2 augustus, een paar dagen voor vertrek, brak de Eerste Golfoorlog uit. ‘Zat-ie weer de hele dag te analyseren, bellen en schrijven’, zegt Ter Laak. Zijn vrouw Janny was erbij en kan er om lachen. Zo was Leon. ‘Hij haalde de bevalling van onze zoon ternauwernood.’ In 2006 is de reis overgedaan vanwege hun toen 35-jarig huwelijk, samen met de kinderen en kleinkinderen. ‘Toen ging het goed, er brak gelukkig geen oorlog uit.’
Actiegroep RaRa
Wat dreef de man om dag in dag uit zijn visie over oorlog en vrede te willen delen? Geen ontwikkeling te willen missen? Tot bijna in zijn graf colleges voor te bereiden? Zijn nieuwshonger was legendarisch. Ben Schennink verhaalt over de televisie die Wecke in de jaren zeventig al in zijn auto had ingebouwd, om geen moment van het nieuws te hoeven missen op weg naar het werk of alweer een lezing. ‘Als er iets was gebeurd, belde Wecke meteen op om het nieuws van een eerste analyse te voorzien. Vaak kreeg je belangrijke gebeurtenissen als eerste van Leon te horen’, zegt Schennink, in 1969 naar Nijmegen gekomen voor wetenschappelijke versterking van het net opgerichte Studiecentrum.
Wecke werd gedreven door de missie de wereld te verrijken met zíjn kijk op elke nieuwe oorlog die dreigde of uitbrak. Het inzicht dat Wecke eind jaren vijftig opdeed in Parijs over polemologie, werd zijn fundament om elk nieuw conflict – en onze reacties erop – van vaak snedig commentaar te voorzien. Zoals in 1991 als het land wordt opgeschrikt door een bomaanslag op de woning van staatssecretaris Aad Kosto (asielbeleid). Die werd opgeëist door actiegroep RaRa, een paar jaar ‘on-Hollands’ fel in de weer ten faveure van de illegale medemens. Een ‘terreurgroep’ aldus de goegemeente, zo niet volgens Wecke die opnieuw uitblonk met een dwarse toon: ‘Ach, ze hebben toch altijd keurig gewaarschuwd voordat zo’n explosief afging, al heeft de kat van Kosto naar het schijnt nog wel even gevaar gelopen.’ Omdat een paar studenten met RaRa-sympathieën college volgden bij Wecke, die bovendien werkte aan een publicatie over de actiegroep, deed de geheime dienst in 1992 een nachtelijke inval in de werkkamer van Wecke op de universiteit, op zoek naar de namen achter de bommengooiers. Die Wecke niet wist. Wecke vertelde dit verhaal met graagte: het bevestigde zijn geuzennaam als dwarsliggende polemoloog.
Dwarsliggen met serieuze ondertoon, benadrukt Ben Schennink. ‘Hij vocht tegen het legitimeren van conflicten die niet te legitimeren zijn.’
‘Hij liet je conflicten van alle kanten bekijken’, zegt Maarten Cras, die Wecke begin jaren negentig leerde kennen toen hij als student cursussen volgde bij het Studiecentrum. ‘Hij zei altijd: ‘Willem van Oranje is de grootste terrorist die Nederland ooit heeft gekend.’ Het is een kwestie van definitie: een vrijheidsstrijder voor de een, is een terrorist voor de ander.’
Rebelleren
Waar deed Wecke zijn dwarse ideeën op over oorlog en vrede? Wat hield hem een halve eeuw op de been om hier dag in dag uit van te getuigen? Ben Schennink keert terug naar de jongensjaren van Wecke in Arnhem, dat in 1944 in de frontlinie lag. Terwijl burgers naar de schuilkelders snelden, trok de twaalfjarige Wecke erop uit om de Slag bij Arnhem met eigen ogen te zien. Nog belangrijker noemt Schennink de maanden erna, als het gezin Wecke vlucht en onderdak vindt in de Achterhoek, nabij een boer die NSB’er blijkt te zijn, maar wel een neergeschoten Engelse piloot te hulp schiet. Die boer werd later in een tribunaal door Weckes vader – in de oorlog actief in het Rode Kruis – vrijgepleit. Wat is goed? Wat is fout? ‘Dat pleidooi van zijn vader was een eyeopener voor Leon’, weet Schennink.
Dat in conflictsituaties dubbele bodems zitten onder het waarneembare, ontdekte Wecke ook als dienstplichtig militair: in 1953 droeg hij zandzakken bij de overstromingen in Zeeland, later weigerde hij op herhalingsoefening te gaan en werd hij een van de eerste atoom-dienstweigeraars van Nederland. Autonomie gaat boven lukraak gezag opvolgen, wist Leon al uit de oorlog. ‘Die dubbelzinnigheid over gezag heeft Leon zijn hele leven met zich meegedragen’, zegt Schennink.
Maarten Cras memoreert een belangrijke episode uit zijn diensttijd, toen Leon in het cachot werd geworpen omdat hij de order negeerde om op kamp te blijven, ondanks de belofte van een vrij weekend. ‘In de ogen van Leon onrechtvaardig. Zijn tweelingbroer, een corporaal, heeft hem in de gevangenis nog opgezocht.’ Deze broer – een paar minuten ouder dan Leon – speelt een belangrijke rol, weet Schennink. ‘De oudste van een tweeling is vaak gezagsgetrouw, de tweede moet iets anders doen om aandacht te krijgen. De neiging van Leon om te rebelleren zit er van jongs af aan in’, analyseert Schennink.
‘Hij had een ongelofelijke hekel aan autoriteit’, zegt Jan ter Laak. ‘In het instituut hadden de dienstweigeraars die kwamen en gingen evenzo hun stem als de vaste staf.’ Helma Jacobs, secretaresse van Wecke vanaf de jaren tachtig, roemt zijn stijl van gezag, met gulheid en humor als wapens en wars van vertoon. ‘Andere bazen lieten graag weten dat ze gestudeerd hadden, Leon niet.’ Maarten Cras signaleert Leons afkeer van de universitaire bureaucratie. ‘Er waren volgens hem veel te veel regels.’ Leon voelde zich dienstbaar aan zijn studenten, niet aan de universitaire gezagsdragers.
Podiumdier
Leons voorkeur voor de media boven de wetenschappelijke podia hoort bij zijn dwarsigheid, signaleert Bert Bomert – na het ‘pensioen’ van Wecke de nieuwe chef van het instituut. ‘Wetenschap zag hij als een kunstje: je moet met de juiste vraagstelling de juiste publicaties schrijven, die vervolgens niemand leest.’ In de media en in debatten kon hij zijn andere geluid laten gelden. ‘Hoewel hij het er ook om deed, leidde zijn dwarsigheid vaak tot de betere inzichten.’
Leon was vegetariër en had een broertje dood aan dieren doden, met een konijnplaag als gevolg
Het podiumdier Leon Wecke had de aandacht ook nodig. In zijn jonge jaren wilde hij naar de toneelschool. ‘Niet meegaan met de massa, maar het spreekgestoelte op om het tegengeluid te laten horen’, zo vat Maarten Cras Leons roeping samen. Nooit weigerde hij een verzoek om een toelichting of lezing. Jarenlang sprak hij twee keer per week een column uit voor Omroep Gelderland en was hij huiscolumnist voor Radboud Reflects. Totdat zijn hart hem dwong vaker nee te zeggen. ‘Daar had hij veel moeite mee’, zegt Cras. Jan ter Laak weet dat Leon vreesde na een ‘nee’ voortaan overgeslagen te worden. ‘Leon kon nu eenmaal niet zonder gezelschap, daar was-ie verslaafd aan.’ Hij wilde zo graag zijn visie delen met het publiek, omschrijft zijn vrouw Janny het gemis. Helma Jacobs merkte dat Leon tot aan het eind zijn eigen eigenwijze gang ging. Toen de aanvragen voor optredens minder werden ‘deed hem dat pijn’. Maar haar vele adviezen – minder werken! beter eten! meer bewegen! – waren aan Leon niet besteed. ‘Daar moest niemand zich mee bemoeien.’
Zijn vrouw Janny bracht Leon de laatste vijftien jaar naar het werk, toen hij zelf niet meer wilde rijden. ‘Leon was bang dat niemand het van hem over kon nemen, hij móést naar zijn post.’ Thuis had hij evenmin rust. ‘Hij zat ’s avonds en in de weekenden vaak op zijn werkkamer.’ Tegelijkertijd kon hij slecht alleen zijn: ‘Zelfs als hij zat te werken, moest ik van hem thuisblijven.’ Hij was geen man van gezellig samen iets doen, zegt Janny. Werk en kinderen kwamen eerst, op grote afstand gevolgd door dieren, zoals de vogels die hij spotte in de Ooijpolder en de konijnen in de tuin. Leon was vegetariër en had een broertje dood aan dieren doden, met een konijnenplaag als gevolg. Hetgeen uitmondde in een burenruzie en oncontroleerbare konijnenhordes bij Malden – door Leon losgelaten.
Superactueel
Hoe bestendig is het denkwerk van Leon Wecke? Hij laat in elk geval géén boeken na, zelfs geen proefschrift. Dat was deels strategie, zegt Ben Schennink: ‘Hadden we de tijd genomen om te promoveren, dan was het instituut weggekwijnd.’ We onderscheidden ons met media-aandacht, fondsenwerving en het binnenhalen van onderzoeksopdrachten, legt hij uit. ‘Dáárin waren we succesvol, en dat heeft het instituut gered.’
Jan ter Laak weet dat Leon minstens drie keer aan een proefschrift heeft gewerkt, waarvan een zo goed als af was. ‘Het manuscript ligt in de la. Er waren ook genoeg artikelen waar alleen nog een nietje doorheen moest, maar het kwam er niet van.’ Zo’n tien jaar geleden reserveerden medewerkers van Leon voor drie maanden een kamer voor hem in het Erasmusgebouw: ‘En nú aan het werk voor je proefschrift!’ Ter Laak: ‘Binnen tien dagen was hij weer terug, het interesseerde hem uiteindelijk geen lor.’ Janny Wecke: ‘Alleen op zo’n kamer zitten vond-ie afschuwelijk. Hij verpietert zonder aanspraak.’
Maarten Cras rouwt niet om het uitgebleven proefschrift. ‘Leon heeft genoeg nagelaten, een enorme verzameling lezingen, artikelen en columns. Als dat nog eens wordt geordend, heb je een mooie nalatenschap.’ Bert Bomert vult aan: ‘Generaties studenten zijn opgegroeid met het denkwerk van Leon. Bij het overlijden kregen we reacties van studenten van twintig jaar terug: ‘Wat een verlies!’ Zo beklijft het óók: al die studenten dragen zijn visie nog jarenlang mee.’
‘Hij zette de wereld weer even op z’n kop’
Dat geldt ook voor Laura van den Vrijhoef, masterstudent politicologie die een minor bij Leon volgde in zijn allerlaatste jaar, in 2014. Nadat ze gewend was geraakt aan ‘een bijzondere stijl van lesgeven en een wat ouderwets taalgebruik’ kijkt ze nu terug op ‘fantastische’ colleges: ‘Hij nam je heel subtiel mee om op een nieuwe manier te leren kijken.’
Wat missen we nu hij er niet meer is? Ben Schennink noemt de reisjes die ze samen maakten, de laatste naar het Duitse militaire oorlogskerkhof in het Limburgse IJsselsteijn, waar Leon stuitte op de graven van twee voor hem onbekende Weckes. Leons grootvader was een Duitser, de twee nieuwe Weckes wisten hem te emotioneren, zegt Schennink. ‘Het zette de wereld weer even op z’n kop: niks is vanzelfsprekend, je moet altijd open blijven staan naar mensen, zoals hij dat liet zien jegens de Russen in de begintijd van het instituut.’
Jan ter Laak mist Leon als ‘het grote kind dat hij altijd bleef’. Speels bovendien, zoals tijdens het jaarlijkse feest bij Wecke thuis waar iedereen door elkaar liep – van de militairen op de Defensie Academie waar Leon lesgaf tot de dienstweigeraars – en Leon ooit de traditionele roulette liet verstoren door drie politieagenten. ‘Die had Leon zelf gearrangeerd, de kostuums kwamen van de toneelschool.’
Bert Bomert herinnert zich de man ‘met wie je onmogelijk ruzie kon maken’, ‘je onder de arm nam als het nodig was’ en aan het instituut was geklonken gelijk het meubilair. ‘Hij was er permanent, de man bij wie de deur altijd openstond om even van gedachten te wisselen. Dat is er niet meer.’
‘Ik mis de werkdagen die begonnen met de binnenkomst van een vrolijk mopperende man’, zegt Maarten Cras. ‘Dan had Leon weer iets op het nieuws gehoord en moest hij er natuurlijk zijn zegje over doen.’
Helma Jacobs mist de ‘superchaoot’ die zij 37 jaar geleden leerde kennen toen ze secretaresse werd van Leon. ‘De dag was pas begonnen na een gesprekje met Leon, gelukkig was hij er altijd, zelfs toen hij zieker werd, vond-ie het instituut belangrijker dan het ziekenhuis. We moesten zelfs tentamens naar het ziekenhuis brengen omdat hij die zelf wilde beoordelen.’
De vrouw bij wie je het grootste gemis verwacht, Janny Wecke, heeft de meeste moeite met de vraag. Natuurlijk mist zij ‘die aardige jongen’ die zij 63 jaar geleden leerde kennen. ‘Maar weet je wat het rare is: ergens mis ik hem ook níet. Ik praat nog bijna elke dag met hem. Dan zeg ik als ik iets op tv heb gezien: ‘Moet je dat horen, dat heb jíj ook altijd gezegd!’’
En het laatste woord aan de student, zoals Leon het zou hebben gewild: ‘Hij heeft me denk ik blijvend beïnvloed’, zegt Laura van den Vrijhoef. ‘Zijn stijl mag ouderwets zijn, wat hij te vertellen heeft is superactueel.’
H. schreef op 25 juli 2016 om 10:54
Ha Vox,
Kan het zijn dat jullie niet Helma Pluk (http://www.studiegids.science.ru.nl/2014/fmw/prospectus/Molmech/info/41673/) bedoelen maar Helma Jacobs? (http://www.ru.nl/cicam/@805611/pagina/)