Afgestudeerd en totaal niet klaar voor de arbeidsmarkt
Vijf jaar aan een universiteit studeren om vervolgens in een zwart gat te vallen. De vraag ‘wat wil ik later worden?’ spookt bij veel studenten door het hoofd. Zou de universiteit niet serieus werk moeten maken van arbeidsmarktoriëntatie?
Victoria Smeets (26) weet niet wat ze later wil worden. Veel tijd om dat uit te zoeken heeft ze ook niet meer, want ze is bezig met het schrijven van haar scriptie voor de master Conflict, Power and Politics. ‘Ja, ik maak me daar wel zorgen over’, knikt ze bevestigend in de koffielounge van de Universiteitsbibliotheek. ‘Ik heb nog géén idee wat ik straks ga doen.’
‘Het lijkt me goed alvast te kijken of dit bedrijf bij mij past’
Tussen het schrijven van haar scriptie door, is de politicologiestudent druk met het zoeken van een stage. Dat is geen verplicht onderdeel van haar opleiding – ze wil het zelf. Sterker nog, bij de eerste bijeenkomst van de master werd haar duidelijk gemaakt dat een stage automatisch tot studievertraging leidt. ‘Ik vatte dat op als een ontmoediging.’ Alsof de coördinatoren alleen willen dat hun studenten na een jaar de deur uitlopen met een diploma op zak – niet in ogenschouw nemend of de afgestudeerden daarna ook een baan kunnen vinden.
Afstudeerleeftijd
Vroeger was studeren nog écht leuk: toen konden studenten nog zonder problemen tien jaar over hun studie doen. Toch? Nou, daarvoor moet je wel ver terug in de tijd. De afgelopen twintig jaar is de leeftijd bij afstuderen opvallend stabiel gebleven – ondanks bindende studieadviezen, aanwezigheidsplichten, B-in-4’s en andere rendementsmaatregelen. In 1995 waren studenten gemiddeld nog maar net 25 jaar. De meest recente cijfers die beschikbaar zijn, komen uit 2016. Toen lag de afstudeerleeftijd op 24 jaar en 9 maanden.
Aan een van de statafels in de lounge hangt student bedrijfskunde Sem Oolbekkink (22), met een dampende kop koffie voor zich. Hem is het wel gelukt een stage te vinden: hij begint binnenkort bij een financiële instelling. ‘Het lijkt me goed alvast te kijken of dit bedrijf bij mij past. Mogelijk wil ik er in de toekomst ook wel werken, al ligt het er natuurlijk aan in welke functie.’
Oolbekkink, die al een hbo-opleiding op zak heeft, vindt het de eigen verantwoordelijkheid van universiteitsstudenten om zich te oriënteren op de arbeidsmarkt. Zijn stage heeft hij dan ook op eigen initiatief gevonden. Daarnaast heeft hij meerdere keren meegedaan aan oriëntatieactiviteiten zoals de Career Week. ‘Op de universiteit word je in de eerste plaats opgeleid tot expert in je vakgebied – de rest is vooral aan jezelf.’
Keuzestress
Toch heeft de universiteit meer aandacht voor arbeidsmarktoriëntatie dan voorheen, al staan de initiatieven nog in de kinderschoenen. Toen alumni lieten weten dat zij arbeidsoriëntatie gemist hadden, werd zeven jaar geleden het bureau Career Service opgericht. Sindsdien zijn er aan elke faculteit medewerkers waar studenten op af kunnen stappen met vragen over hun toekomstige carrière.
Op de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica komen die studenten terecht bij Wencke Kieft. Soms helpt zij hen met het opstellen van een cv of met salarisonderhandelingen. Maar meestal zijn studenten nog lang niet zover, vertelt ze in het Huygensgebouw. ‘Ze moeten vaak nog ontdekken wat ze überhaupt willen na hun studie’, zegt Kieft. ‘Ik neem ze dan mee terug naar de basis. Wat kan je en wat vind je leuk? Ik help studenten dat uit te zoeken – het zoeken naar vacatures komt later wel.’
Het aantal studenten dat bij Career Service aanklopt groeit, zegt Kieft. ‘Vooral de keuzestress komt steeds meer aan de oppervlakte. Door de veelheid van informatie krijgen studenten geen duidelijk beeld van de mogelijkheden. De online vacatures en functieomschrijvingen vliegen hen om de oren.’ Het gevolg is volgens Kieft dat studenten verlammen. Ze doen niks meer. Of gaan juist op zoek naar nóg meer vacatures, waardoor het allemaal nóg ingewikkelder wordt.
De financiële situatie waarin studenten tegenwoordig zitten, helpt ook niet mee. Niemand heeft immers graag een schuld – of dat nu bij ‘Ome Duo’ is of bij ouders. Kieft: ‘Kom je weer eens thuis na een week studeren, vraagt je vader aan de keukentafel of je al weet wat je na je studie gaat doen. Ouders zien graag dat hun kinderen goed terechtkomen – dat hun investering niet voor niets is geweest. Studenten voelen die druk.’
Terwijl het helemaal niet raar is dat studenten nog niet weten wat ze willen met de rest van hun leven. Kieft: ‘Natúúrlijk is dat logisch. Ze hebben nog geen stap buiten de universiteit gezet.’ Bovendien, zegt Kieft, is een jong persoon nog niet in staat om levensveranderende keuzes te maken. ‘Ons brein is daar eigenlijk pas geschikt voor als we 26 jaar oud zijn. Dan zijn onze hersenen echt volgroeid, terwijl we vóór die tijd al tal van belangrijke keuzes moeten maken.’
Maar wat is het alternatief? Studenten laten aanmodderen tot ze bijna dertig zijn? ‘Dat accepteert de maatschappij niet meer’, zegt Kieft. ‘Vroeger konden studenten tien jaar over hun studie doen en rustig uitvinden wat ze wilden, maar die tijd is voorbij.’
Eigen wil
Wie zich daar niet bij neerlegt, is Jan Bransen. De hoogleraar Filosofie pleit in zijn nieuwste boek Gevormd of vervormd? voor een radicaal andere vorm van onderwijs. In zijn visie moet studeren vanaf dag één samengaan met werken. Dan ervaren studenten van het begin in welke organisaties ze zich thuis voelen, wat er van hen verwacht wordt en aan welke kennis en kunde behoefte is op de werkvloer.
‘Je ziet al dat grote bedrijven hun eigen personeel gaan opleiden. “Geef ons maar tien slimme vwo’ers, en dan doen we het zelf wel”, zeggen ze. Hetzelfde gebeurt op de politieacademie.’ Bransen stelt dat ook de pedagogen, advocaten en gemeenteambtenaren in spe baat hebben bij het combineren van werken en leren. Tegen de journalist: ‘Had jij niet veel sneller kunnen leren door na de middelbare school deels in dienst te gaan bij een krant? Begin maar met het verslaan van de brandjes. Dat is toch veel nuttiger dan je tot in den treure verdiepen in abstracte theorieën?’
De universiteit bereidt in de ogen van Bransen ‘helemaal niet’ voor op de arbeidsmarkt. Vroeger was dat nog wel logisch, legt de filosoof uit. Toen was de universiteit een klein bolwerk voor elitaire knappe koppen en bedoeld als een soort interne opleiding: de hoogleraar leidde zijn opvolgers op. ‘Maar tegenwoordig, met die tienduizenden studenten per universiteit, gaat dat natuurlijk niet meer op. Het overgrote deel van de studenten gaat ergens anders aan het werk.’ Het gevolg: studenten komen na afstuderen in een vrije val terecht. ‘Dan ontdekken ze opeens dat ze nog heel veel moeten leren, terwijl ze 24 jaar oud zijn en een megastudieschuld hebben.’
Bransen is zo kritisch op de universiteit, dat het bijna een wonder is dat hij er zelf deel van uitmaakt. ‘We leren studenten hier vooral: afwachten tot er een opdracht op je afkomt, die uitvoeren, daarover rapporteren en doorgaan naar de volgende opdracht. Check, check, check. Maar is die houding nu wat er van je gevraagd wordt in een toekomstige baan? Ik denk dat veel afgestudeerden uitstekend kunnen droogzwemmen, maar geen flauw idee hebben hoe het is als je in het water ligt.’
‘Wij beschadigen de eigen wil van scholieren en studenten’
Overigens zijn niet alleen universiteiten daar schuldig aan. Het gaat al fout op de middelbare school, volgens Bransen. Daar worden leerlingen zo gestuurd dat ze geen kans krijgen om te onderzoeken wat ze willen. ‘Het draait maar om één ding: zo hoogopgeleid mogelijk de school te verlaten. Doe wat er van je gevraagd wordt – dat is voor je eigen bestwil, zeggen we tegen die kinderen.’
Als ze dan na zes jaar ploeteren met een vwo-diploma de school uitlopen – kunnen ze dán op zoek naar hun eigen wil? ‘Nee’, zegt Bransen. ‘Dan reduceren we de vraag “wat wil je?” tot “welke studie wil je gaan doen?” Maar dat is kiezen van een beperkte menukaart. De vraag of het überhaupt een studie moet worden, wordt niet gesteld.’
‘In mijn boek noem ik één keer de term kindermishandeling, want dat is wat het is. Wij beschadigen de wil van scholieren en studenten. Die negeren we compleet. En maar klagen dat scholieren zo ongemotiveerd zijn. Zou er geen belletje moeten gaan rinkelen?’
Baangarantie
Terug in de koffielounge van de Universiteitsbibliotheek, waar masterstudent Victoria Smeets vertelt dat ze onlangs op gesprek mocht komen voor een stageplek, maar uiteindelijk werd afgewezen. ‘Er waren kandidaten met meer werkervaring dan ik.’ Maar hoe moet je werkervaring opdoen, als je niet eens stage kunt lopen? ‘Tja’, verzucht Smeets, ‘dat weet ik ook niet.’
Deze zomer wil ze koste wat kost afstuderen. En daarna? Zonder werkervaring wordt het lastig om een baan te vinden, verwacht ze. ‘Maar ik heb een plan B: de Koninklijke Militaire Academie. Als je daar een opleiding afrondt, heb je garantie op een baan. Misschien kies ik daar wel voor – uiteindelijk wil ik toch zekerheid.’
Employability skills
Bij afstuderen zijn de meeste studenten expert binnen hun eigen vakgebied. Maar is dat ook voldoende om verzekerd te zijn van een baan op de lange termijn? Nee, zegt Beatrice van der Heijden. De hoogleraar Strategisch Human Resource Management besteedt in haar cursussen daarom óók tijd aan wat zij de employability skills van haar studenten noemt.
‘In het instrument dat ik heb ontwikkeld om employability te meten, onderscheid ik vijf dimensies die voorspellend zijn voor arbeidsmarktsucces’, zegt Van der Heijden. ‘Specifieke vakkennis is er daar slechts één van.’ Werknemers hebben méér nodig om duurzaam inzetbaar te blijven. Zo is organisatiesensitiviteit ook belangrijk – weten hoe de hazen lopen, gevoel voor politiek en communicatielijnen – net als het kunnen anticiperen op bijvoorbeeld technologische ontwikkelingen. Een andere tip van de hoogleraar: houd niet alleen de targets in het oog waarmee je de baas tevreden stelt, maar kijk ook kritisch of je je persoonlijke ambities en doelen kunt verwezenlijken.
Eenmaal aan het werk, hebben jonge mensen één groot voordeel ten opzichte van hun oudere collega’s. Uit Van der Heijdens onderzoek blijkt dat werkgevers jonge medewerkers associëren met een groter loopbaanpotentieel. Jongere medewerkers zouden bijvoorbeeld flexibeler en innovatiever zijn. ‘Maar’, zo waarschuwt Van der Heijden, ‘dit zijn stereotypes.’ Werkgevers blijken over het functioneren van oudere medewerkers net zo tevreden te zijn als over jongere collega’s – voor oudere medewerkers geldt bijvoorbeeld dat ze meer ervaring hebben om met moeilijke situaties om te gaan. Maar vanwege de positieve stereotypes die aan jongeren hangen, hebben zij toch een streepje voor.
L.J. Lekkerkerk (Hans, 1959) schreef op 21 februari 2019 om 20:22
Misschien helpt het om te bedenken dat je vrijwel elke beslissing in onzekerheid neemt; voor het VWO-profiel, voor een studie, voor een master, voor een eerste baan, voor een partner, voor een huis, voor kinderen. Maar pas door te beslissen, de consequenties ervan te ervaren kom je erachter of je in die richting verder wilt gaan of juist fors bijstuurt.
Denk maar aan Balkenende’s fameuze ‘met de kennis van nu hadden we toen …’
Kortom, maak er niet zo’n probleem van.