Afscheid Gert Flik: ‘Vissen zijn de succesformule van de evolutie’

05 okt 2020

Als jongen ging hij met hengel en schepnetje de Vecht op. Als hoogleraar Organismale dierfysiologie verwierf Gert Flik faam als de vissenman. Met zijn onderzoek naar de hormoonhuishouding en stress bij vissen heeft hij bijgedragen aan het welzijn van deze diersoort. 'Vissen zijn veel fascinerender dan zoogdieren.'

Gert Flik woont in een groene oase aan de uiterste zuidgrens van Nijmegen. Zijn weelderige tuin gaat naadloos over in een natuurgebied. Thuiswerken lijkt hier geen straf, maar hij vindt het maar niets. Hij mist zijn team. Bovendien trekt corona een lelijke streep door zijn afscheid. ‘Ik heb hier veertig jaar gewerkt en nu gaat het als een nachtkaars uit.’

Hoe is het gegaan met de vissenlabs tijdens de lockdown?

‘Daarvoor mochten we een uitzondering maken. De vissen moeten drie keer per dag verzorgd worden en dus waren er dagelijks twee, drie mensen in de labs. De dieren hebben er gelukkig niet onder geleden.’

‘Als kind was ik letterlijk gebiologeerd door planten en dieren’

Vissen spelen de hoofdrol in uw onderzoek. Hoe is dat zo gekomen?

‘Als kind was ik letterlijk gebiologeerd door planten en dieren. Ik ben iemand met oog voor detail en keek altijd heel goed om me heen. Ik vond reeën en wilde zwijnen leuk, maar ook het kleine grut, torretjes en zo. Op een gegeven moment zijn we verhuisd van een bovenwoning naar een huis vlak aan een watertje. Vandaar kon je zo de Vecht opvaren. Ik kreeg van mijn ouders een opblaaskano en ging elk vrij moment met mijn hengel en schepnetje de Vecht op. Daar zag ik baarzen, snoeken, voorntjes, echte Hollandse vissen.’

En toen ging u biologie studeren?

‘In mijn hart stond die studie inderdaad op de eerste plaats, maar om pragmatische redenen koos ik medicijnen. In ons ondernemersgezin was geld verdienen belangrijk. Maar ik had een onmogelijk hoog lotingsnummer, dus dankzij uitloting kon ik alsnog aan mijn eerste keuze beginnen. Die studie deed ik met twee vingers in de neus, ik vond alles interessant.’ De vissen keerden terug tijdens zijn doctoraalonderzoek bij Berta Baggerman, de Groningse hoogleraar Endocrinologie, destijds befaamd door haar onderzoek naar de invloed van schildklierhormonen op het trekgedrag van zalmen. ‘Ik had mijn plek in haar onderzoeksteam te danken aan een docent bij wie ik al eens een tien had gehaald, Sjoerd Wendelaar Bonga. Hij had tegen haar gezegd: je moet Flik hebben, dat is een handige gozer.’

Flik laat zien hoe je hypofyse uit een karpertje haalt. Eigen foto

Waar bent u handig in?

‘Ik ben echt een pietje-precies en goed in het betere knutselwerk. Bijvoorbeeld een canule in het bloedvat van een glibberige paling inbrengen. Of neem de hypofyse. Die heeft bij mensen de grootte van een erwt en is bij zebravisjes vele malen kleiner. Maar ik kan die eruit halen en sterker, ook nog in delen scheiden. Dat soort precisiewerk vind ik leuk.’ In zijn Groningse doctoraalonderzoek ontwikkelde Flik een methode om transportenzymen in de nieren van stekelbaarsjes via elektronenmicroscopie in beeld te brengen. Meteen na zijn afstuderen kon hij aantreden als promovendus bij Wendelaar Bonga, die inmiddels hoogleraar in Nijmegen was geworden. Daar ontrafelde Flik de mechanismen waarmee vissen via speciale cellen in hun kieuwen calciumionen uit water kunnen opnemen.

Allemaal heel fundamenteel onderzoek dus?

‘In de begintijd zeker. Maar dat is wel veranderd, omdat we ook geld moesten binnenhalen voor onderzoek. We konden mijn inzichten over calciumtransporterende enzymen gebruiken voor onderzoek naar cadmiumvergiftiging. Er is een periode geweest dat de kratjes van Heineken geel waren van cadmiumhoudende verf. Niemand begreep precies hoe dat zat met die toxiciteit van cadmium, maar wij konden dat ontrafelen met membranen uit de kieuwen van vissen. Dat was hot stuff en daar kwam eind jaren tachtig, begin jaren negentig flink geld voor. Later hebben we ook gekeken naar zure regen en aluminium- en kopertoxiciteit. Dat leidde tot de nodige publicaties en subsidie van NWO.’

U bent inmiddels vooral bekend als de man die stress bij vissen onderzoekt. Dat lijkt een behoorlijke niche.

‘Als er één dier is dat aan alle kanten blootstaat aan stress, dan is het een vis. Vissen zijn halfdoorlatend voor water en ionen en dus heel gevoelig voor zaken als waterkwaliteit en temperatuur. Ze zwemmen bovendien letterlijk in de ziektekiemen. Dat vraagt om een goed aanpassingsvermogen en een sterk immuunsysteem. En dat hebben vissen, ze zijn de succesformule van de evolutie. Er zijn nu maar liefst 35.000 soorten en vissen weten zich al een slordige 450 miljoen jaar staande te houden. Het is juist interessant om stress bij vissen te onderzoeken, want ze zijn de eerste gewervelde dieren op aarde waarin die systemen ontwikkeld zijn. Alles wat je bij mensen of knaagdieren ziet, zit ook in vissen en vaak nog in een oorspronkelijker variant.’

Wat hebben jullie over die systemen ontdekt?

‘We hebben de stressfysiologie uitgediept tot op hersenniveau. Vroeger keken stressonderzoekers naar de stijging van cortisol en het bloedsuikergehalte. Maar wij wilden meer weten. Waarom is de ene vis gevoeliger voor stress dan de andere? Palingen of forellen zijn bijvoorbeeld heel nerveuze dieren, daar hoef je maar naar te wijzen en dan schiet de cortisol al omhoog. Maar op een karper kun je bij wijze van spreken met een hamer slaan zonder dat er veel gebeurt. Het streven is echter overal hetzelfde: homeostase. Een vis streeft, net als elk dier, naar een zo constant mogelijk intern milieu. Dat gebeurt via een regelkring van enzymen en hormonen. Dit was bij zoogdieren al aangetoond in de darmen en nieren, wij hebben laten zien dat zulke mechanismen vroeg in de evolutie in vissen moeten zijn ontwikkeld. Of een vis dan bewustzijn en leervermogen heeft, vroegen mensen ons vervolgens.’

‘We hebben met klassieke leerexperimenten kunnen aantonen dat vissen een geheugen hebben’

Adaptatie lijkt me per definitie leergedrag.

‘Precies. Als een vis onder heel veel verschillende omstandigheden stress kan reguleren, betekent het dat hij perceptie heeft van zijn omgeving en dat zijn hersenen daar succesvol op kunnen reageren. Dat is lijfsbehoud. Als je dat niet kunt, ben je weg in de evolutie. We hebben met klassieke leerexperimenten kunnen aantonen dat vissen een geheugen hebben. Je geeft een vis een lichtflitsje en een paar seconden erna geef je eten. Je kunt vissen trainen om na de flits op het eten af te komen. Als je hun tien keer zo’n flits geeft, kunnen ze het perfect. Vervolgens wacht je drie maanden en geef je weer een lichtflits. Ze weten het dan nog precies.’

Bent u anders naar vissen gaan kijken?

‘Naarmate ik meer over vissen leer, krijg ik steeds meer respect en bewondering voor ze. Ik vind ze veel fascinerender dan zoogdieren. Je komt vissen tegen met de raarste aanpassingen. Sommige leven in troebel water en kunnen zich daarin dankzij omgevormde spieren prima bewegen: die spieren werken als batterijen en kunnen na ontlading elektrische velden maken die de vis met speciale sensoren kan waarnemen om zo een soort kaart van zijn omgeving te maken. Die kaart slaan ze op in de hersenen, zodat ze hun huidige locatie kunnen vergelijken met eerdere locaties. Of neem symbiose. Als je ziet wat vissen met andere vissen, maar ook met andere diersoorten uitspoken! Visjes die kieuwen van andere vissen schoonmaken, een murene die wel in het koraal kan en voor een baars de prooivisjes naar buiten jaagt. Dat houd je niet voor mogelijk! Al die dingen ontdek je door goed te kijken. Ik zeg altijd tegen mijn studenten: ga eerst maar eens een halve dag voor het aquarium zitten.’

Flik op een uitstapje met het lab bij de Groene Heuvels. Eigen foto

U spant zich ook in voor vissenwelzijn?

‘We hebben een goede samenwerking met de Dieren- en Vissenbescherming en hebben grote NWO-projecten gedaan rondom aquacultuur en manieren om die meer aan te passen aan het welzijn van vissen. Probeer dieren zoveel mogelijk hun natuurlijke situatie te bieden. Samen met collega’s uit Wageningen pleiten we ook voor elektrische verdoving voordat je vissen doodt. Dat is wat anders dan ze drie uur in een net opeengeperst door zee sleuren, dan op het dek smijten en levend opensnijden. Er zijn echt methodes om dat anders te doen. Een vis is een beest met bewustzijn en gevoel. Die discussie met de visserij en hengelsportverenigingen is niet altijd even makkelijk. Je komt aan de boterham van de vissers. ‘Jij wijsneus vanuit de academie’, is het dan al gauw. Sportvissers verdedigen zich vaak door te zeggen dat ze vis niet opeten, maar teruggooien. ‘Als je het goed doet, hebben ze er geen last van dat ze een haak door de lippen krijgen’, heet het dan. Maar dat is onzin, die kop waar de haak doorheen gaat, is zo’n beetje het gevoeligste deel van de vis.’

Hebben vissen het dankzij u beter gekregen?

‘Ik hoop het. Men denkt er in elk geval meer en meer over na. In de politiek komt vissenwelzijn langzaamaan op de agenda. Via lezingen probeer ik het verhaal onder de aandacht van een breed publiek te brengen. Dan zie je de ogen opengaan. Als wetenschapper en bioloog draag ik de verantwoordelijkheid om mensen te wijzen op het belang van dierenwelzijn.’

Kunnen we eigenlijk nog wel met goed fatsoen vis blijven eten?

‘Jawel. En veel mensen hebben ook geen keus! Zolang je maar kritisch bent op de wijze van vangst of productie. Zo ben ik kritisch op welke tonijn ik aanschaf, blauwvintonijn zal ik niet kopen. Maar zeebaars en zeeduivel kunnen wel en eet ik graag. Maak ceviche van zeebaarsfilet, heel erg lekker en gezond. Of wikkel zeeduivelfilet in gerookte ham en stoom die in een mandje boven lapsang souchong-thee: een belevenis!’

Waar bent u het meest trots op in uw loopbaan?

‘Bij het aanstellen van promovendi lette ik niet alleen op hoe slim iemand was, maar ook op sociale vaardigheden. Ik heb mensen gehad die niet eens zo vreselijk goed waren, maar wel in vier jaar een steile leercurve lieten zien. Dat ik dat steeds voor elkaar heb gekregen, bij ruim dertig promovendi, daar ben ik erg trots op. Waar ik ook heel trots op ben, is dat biologie – toen ik directeur onderwijs was – bij de visitatie de score ‘goed’ kreeg. Dat was nog nooit eerder gebeurd in Nijmegen.’

Waar kijkt u met minder plezier op terug?

‘Toen ik hier aangesteld werd als hoogleraar, werd me van alles en nog wat beloofd aan promovendi en docenten. Daar is niets van terechtgekomen. Waar ik ook minder blij van werd, is dat ik heel goede mensen had opgeleid, tot en met postdoc, en dat er dan geen enkele mogelijkheid was om hun een aanstelling te geven. Ik heb een paar keer met tranen in de ogen gestaan: verdomme, zo’n toptalent en ze laten het zomaar gaan. Iemand als Mark Huising, cum laude gepromoveerd, die meteen een aanbieding uit de VS kreeg om daar een eigen groep te starten. Echt een gemiste kans. Maar ik ben niet iemand die lang rancune koestert. Het is veel te leuk om mooie dingen te doen.’

Dit artikel verscheen ook in Radboud Magazine.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!