Algoritme werpt licht op zeventiende-eeuws briefverkeer van de gewone man
Het is wetenschappers gelukt om een eeuwenoude, dichtgevouwen brief te lezen zónder het zegel te verbreken. Een technologisch hoogstandje, dat bovendien meer licht werpt op het leven van de gewone man en vrouw in de zeventiende eeuw. Historicus David van der Linden is bij het onderzoek betrokken.
In de zeventiende eeuw, die bol stond van wapengekletter tussen Frankrijk en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, was Den Haag al een internationale stad. ‘Naast het parlement waren verschillende ambassades gevestigd’, vertelt historicus David van der Linden. ‘Die trokken allerlei kooplieden en diplomaten aan. Bovendien leefde een grote Franse gemeenschap in de stad.’
De Hofstad vormde daarmee een knooppunt in het internationale netwerk van briefverkeer. En wie daar vooral van profiteerde was de Haagse postmeester Simon de Brienne. Hij was verantwoordelijk voor het binnenhalen van de post uit het zuiden, onder meer uit Spanje, Portugal en Frankrijk. Het postmeesterschap was geen functie voor simpel volk: De Brienne was aangesteld door niemand minder dan stadhouder Willem III en was steenrijk.
Maar niet alle brieven bereikten hun bestemming, bijvoorbeeld omdat de geadresseerde onvindbaar was, of weigerde de portokosten te betalen (toentertijd betaalde de ontvanger die). Hoewel het gebruikelijk was dat die ‘dode brieven’ werden vernietigd, besloot De Brienne de brieven te bewaren. ‘Omdat hij een geldwolf was’, lacht Van der Linden. ‘Hij hoopte dat geadresseerden zich zouden bedenken en alsnog de post zouden komen halen. En dat gebeurde soms ook.’
Het is de collectie van Simon de Brienne die een centrale rol speelt in een wetenschappelijk primeur die Van der Linden vandaag samen met collega’s naar buiten heeft gebracht via Nature Communications. Wat de collectie bijzonder maakt, is dat een groot deel – 575 van de ruim 2600 brieven – ongeopend zijn.
Wat behelst jullie primeur?
Van der Linden: ‘We hebben met behulp van röntgen-microtomografie een brief weten te lezen zonder die open te maken. Die pikt de ijzerdeeltjes in de inkt op en kan zo de tekst reconstrueren. Je moet je voorstellen hoe lastig dat is: zo’n brief uit de zeventiende eeuw zat niet in een envelop, maar werd opgevouwen en verzegeld. Op sommige plekken zitten wel zestien laagjes papier op elkaar. Door middel van een algoritme plakt de computer de juiste stukken tekst aan elkaar. Deze techniek is nu op bredere schaal toepasbaar, waardoor we nu hopelijk alle ongeopende brieven kunnen lezen.’
Internationaal team
Het consortium waar Van der Linden deel van uitmaakt en dat onderzoek doet naar de brievencollectie van Simon de Brienne bestaat verder uit wetenschappers uit Londen, Cambridge (Massachusetts, VS), Leiden en Utrecht. Aan het Massachusetts Institute of Technology is de technologie achter de scans ontwikkeld. Wetenschapsfinancier NWO stelde vanuit Nederland financiering beschikbaar.
Waarom scheurden jullie die brieven niet gewoon open?
‘Wij benaderen de collectie als een conservator: dan wil je niks doen dat je niet kunt herstellen. Als je een brief openscheurt vernietig je een deel van het object: het zegel, het papier scheurt. De brieven zijn als fysiek object ook interessant: er zijn een hoop postzegel- en stempelfestisjisten die hier wild van worden.’
En wat leverde de scan van de eerste ongeopende brief op?
‘Je hoopt natuurlijk op iets wereldschokkends, maar het is een heel normale brief van ene Jacques Sennacques uit Lille aan zijn neef Pierre Le Pers, een Franse koopman in Den Haag. Hij vraagt hem om nu eindelijk eens een overlijdensakte van een familielid op de post te doen.’
‘Toen we de brief voor het eerst lazen, dachten we even: hebben we hier nu al die moeite voor de gedaan? Toch is de brief juist interessant, omdat hij zo gewoon is. Dit soort alledaagse verzoeken van normale mensen vind je niet terug in een archief. Misschien wilde Sennacques een erfenis veiligstellen. Het werpt een licht op het gewone leven uit de zeventiende eeuw.’
De geopende brieven uit de collectie konden jullie al langer lezen. Wat leverde dat voor interessants op?
‘Vooral de brieven van vluchtelingen zijn interessant. In 1685 dwingt Lodewijk XIV de Franse hugenoten zich te bekeren tot het katholicisme. Sommige doen dat, maar zo’n 35.000 vluchten, onder meer naar Nederland. Er ontstond een echte diaspora – families raakten verscheurd. Dat leverde hartverscheurende taferelen op. Bijvoorbeeld van een vrouw uit Leiden die haar man in Frankrijk schreef dat ze de huur niet kon betalen en de taal niet sprak. Ze miste haar man zo dat ze hem vroeg haar te komen halen. Door de collectie komen dat soort ervaringen opeens heel direct tot ons.’
‘Het is soms ploeteren om de brieven te ontcijferen’
‘De verzenders van de brieven vormden een dwarsdoorsnede van de samenleving – het waren niet alleen hoge heren en dames, maar bijvoorbeeld ook veel krijgsgevangenen. Dat maakt ons werk wel wat moeilijker. Zinnen zijn raar opgeschreven, de interpunctie ontbreekt. Bovendien zijn ze in zeventiende-eeuws Frans geschreven. Het is soms ploeteren om de brieven te ontcijferen.’
Waarom is de collectie bewaard gebleven?
‘Ten eerste omdat De Brienne nog geld hoopte te verdienen aan de brieven. Ten tweede had hij geen kinderen – hij liet al zijn hebben en houwen na aan het weeshuis van Delft. Hij wilde niet dat zijn geld werd nagelaten aan familieleden in Frankrijk, want die waren katholiek. De brievencollectie ging ook mee naar het weeshuis. Daar zijn de brieven tot in de negentiende eeuw in een kist bewaard. Nadat het weeshuis werd genationaliseerd ging de collectie naar het Postmuseum in Den Haag (thans: Beeld en Geluid Den Haag). Daar is de collectie sindsdien gebleven.’
Wat gaat er verder mee gebeuren?
‘Samen met mijn collega Rebekah Ahrendt, met wie ik al tien jaar bezig ben met het ontcijferen van de collectie, wil ik een publieksboek schrijven. Over Simon de Brienne, over de verhalen uit de brieven en over het zeventiende-eeuwse postsysteem in Europees verband. Dat moet maar eens gebeuren.’
‘Wat ook grappig is: in de zeventiende eeuw was er een Frans dorpje aan de Loire dat La Haye heette. Maar La Haye is ook Den Haag in het Frans. Heel veel post die voor dat dorpje bestemd was, is dus per ongeluk naar Nederland gekomen. Door toeval weten we dus heel veel over dat obscure dorpje in de zeventiende eeuw. De naam van het dorp is in de twintigste eeuw veranderd in Descartes, omdat het de geboorteplaats is van de grote filosoof. Ik ben er nog niet geweest, maar ik hoop daar – zodra de lockdown weer over is – op een terras aan de Loire van een goed glas wijn te kunnen genieten.’