Als de duisternis valt nemen vleermuizen, vossen en andere nachtdieren de campus over
Zodra het donker is, komen op de campus allerlei dieren tevoorschijn. Er zijn vossen en een steenmarter gefilmd, en er zijn sporen van een das gevonden. In de Hortus kun je soms de glimworm waarnemen, een unicum voor Nijmegen.
Je ziet ze zelden, maar ze zijn er in overvloed: vleermuizen. Tijdens een nacht excursie in het Berchmanianum werden de gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis, watervleermuis en gewone grootoorvleermuis gespot.
Dat de vleermuizen op het universiteitsterrein zo goed in kaart zijn gebracht, komt doordat het beschermde dieren zijn waar bij bouwwerkzaamheden rekening mee gehouden moet worden. Voor je een bulldozer laat aanrukken, moet je inventariseren of ze in een gebouw zitten, en vervolgens moet je ze helpen met verhuizen.
‘Het zou best kunnen dat er wel eens reeën over de campus lopen’
‘Op verschillende plekken op de campus zijn zwarte, platte kasten geplaatst, bijvoorbeeld tegen bomen rond het Berchmanianum’, vertelt milieukundig adviseur aan het Radboudumc Guido van Gemert. ‘Vervolgens moet je de vleermuizen een paar maanden de tijd geven om zich daar te nestelen.’
Diersporen
Welke andere dieren ’s nachts actief zijn op de campus, is niet met zekerheid te zeggen. Want niet overal staan camera’s om elke vierkante meter duisternis in kaart te brengen. Slechts af en toe wordt een camera opgehangen, bijvoorbeeld toen het Radboudumc ingrijpend werd verbouwd. Op beeld stond een vossenburcht. De burcht bleek niet meer in gebruik, maar in een paar weken tijd registreerde de camera toch een vos – én een steenmarter. Eerder registreerde een nachtcamera al vijf jonge vossen op de campus, in het kader van het project Natuurgluren.
Ook zijn sporen van een das gevonden, vertelt Van Gemert, maar het dier zelf is nooit gesignaleerd. ‘En het zou best kunnen dat er wel eens reeën over de campus lopen – zij leven in ieder geval in de buurt – maar die zijn nooit gezien.’ Er zijn ook egelhotels op de campus. Of die gebruikt worden is niet duidelijk. ‘Daar hebben we nooit een camera op gezet.’
Of er misschien al eens een wolf over de campus gewandeld is? ‘Kleine kans, maar je weet het niet. In Lent liep vorig jaar ook een wolf over de dijk.’ Julia Schepers, landdierspecialist van de Zoogdiervereniging, vermoedt van niet. ‘Wolven proberen zoveel mogelijk door landbouwenclaves en natuurgebieden te gaan, en de stad te vermijden. Als er hier eentje langs zou lopen, dan zou dit eenmalig zijn, een wolf zou zich nooit kunnen vestigen op de campus.’
Programmamanager biodiversiteit Margot Jansen laat weten dat de slechtvalk in elk geval voorkomt op de campus, die is via een camera gezien bij de nestkast bovenop het Erasmusgebouw. De slechtvalk is in principe geen nachtdier, behalve bij veel maanlicht. In een rapport dat Bureau Stroming in 2022 maakte over de biodiversiteit op de campus van de Radboud Universiteit en het Radboudumc wordt ook nog gesproken over konijnen, hazen, bosuilen, egels, muizen, katten, ratten, spinnen en de alpenwatersalamander.
Wat is een nachtdier?
Dit lijkt een eenvoudige vraag, maar dat is het niet, zegt hoogleraar Dierecologie Henk Siepel. ‘Wij spreken niet zozeer over nachtdieren, maar over nacht-actieve dieren. Vaak is het echter wel duidelijk. Uilen, behalve de steenuil en de velduil, zijn nacht-actieve dieren, evenals bijvoorbeeld vleermuizen.’
‘Nachtvlinders zijn meestal nacht-actief om predatoren te ontlopen. Precies daarom zijn vleermuizen nacht-actief en hebben veel nachtvlinders een soort vachtje dat werkt als stealth – het is onzichtbaar op de sonar van de vleermuis.’
Maar er zijn ook dieren die de voorkeur aan de nacht geven omdat het overdag te druk of onrustig is. Siepel: ‘Denk bijvoorbeeld aan vossen of wilde zwijnen. Als het rustiger zou zijn in de omgeving – of als er meer voedsel moet worden verzameld – dan zijn deze dieren ook wel dag-actief.’
Siepel krijgt bijval van Julia Schepers van de Zoogdiervereniging. ‘Er zijn heel veel dagactieve zoogdieren die worden verdreven naar de nacht, omdat er veel menselijke activiteit is overdag. Als hier geen mensen zouden rondlopen, zou je overdag misschien wel een vos kunnen spotten op de campus, ze hebben een groot territorium. Tijdens de coronacrisis werden ook meer dieren in steden waargenomen, omdat het op straat rustiger was.’
Diervriendelijke campus
Met de aanwezige dieren wordt door de universiteit en het Radboudumc waar mogelijk rekening gehouden. Zo stralen lantaarnpalen naast de wandelpaden naar beneden, niet naar boven, en het licht is gedimd. Dit is aangepast voor de vleermuizen.
‘Idealiter zou het licht helemaal gedoofd zijn, maar dat kan wellicht niet voor de sociale veiligheid’, zegt Erik Broer, vleermuisspecialist bij de Zoogdiervereniging. ‘Toch zou je nog andere oplossingen kunnen bedenken, zoals bewegingssensoren of verschillende kleuren licht voor dieren die hiervoor gevoelig zijn.’ Vleermuizen worden actief wanneer de schemering valt. ‘Ze foerageren (jagen, red.) na zonsondergang en voor zonsopkomst. Vleermuizen komen dichter bij mensen omdat ze in gebouwen wonen.’
Op termijn zou de universiteit graag preciezer willen weten welke dieren zich in de duisternis bewegen. ‘We zouden graag een structureel monitorsysteem ontwikkelen, ook voor nachtdieren. Door onder andere schaduwplekken en wadi’s te maken, verbeteren we de omstandigheden voor dieren om naar de campus te komen’, aldus Van Gemert. ‘We planten steeds meer struiken en bomen die vruchten dragen. Dan moet je ook bijhouden of dat succes heeft.’
Hortus
In het oosten grenst de campus aan Park Brakkenstein, waar veel medewerkers tijdens hun lunchpauze een wandeling maken. De hierin gelegen Hortus Botanicus of botanische tuin behoort tot de top drie natuurparels in Nijmegen, naast twee gebieden in de uiterwaarden van de Waal. ’s Nachts is het er rustiger en donkerder dan op de campus, vertellen beheerder Bas Budel en bestuurslid Jan Jansen, maar pikdonker is het er niet. ‘Er is kunstlicht van de kassen van de universiteit en soms van de lampen van de nabijgelegen tennisvelden’, aldus Budel.
Meer nog dan voor de campus geldt voor de Hortus dat er ’s nachts weinig dieren worden waargenomen, maar Jansen vermoedt dat alle dieren die op de campus actief zijn, dat ook in de Hortus zullen zijn. ‘Met wild camera’s zouden we meer weten, maar die zijn kwetsbaar voor vandalisme en diefstal.’
Voor de bruine kikker en de gewone pad zijn geen camera’s nodig, want die laten door hun gekwaak al horen dat ze er zitten. ‘De bruine kikker trekt tijdens de schemering of ’s nachts naar het voortplantingswater’, legt Jansen uit. Aan het begin van het voorjaar kwaken de mannetjeskikkers om de vrouwtjes te laten weten waar ze zitten. ‘Dit kan je zien en horen bij de waterval op het Alpinum. Ook de schemer en nachtactieve alpenwatersalamander is er actief.’
‘De Hortus is een goede plek voor sapzuigende insecten’
Ook wat betreft nachtvlinders gooit de Hortus hoge ogen. In totaal zijn 104 soorten aangetroffen, zoals de kolibrievlinder, het groot avondrood en de lindepijl staart. ‘De tuin herbergt namelijk veel wilde planten
en hun bloemen zijn vaak zeer interessant voor vlinders en andere insecten’, zegt Jansen. ‘Op die manier is het een goede voedselplek voor sapzuigende insecten zoals bladluizen, wantsen en cicaden.’
Nieuwe Vox
Dit verhaal staat in de nieuwe Vox, die vanaf 19 maart te vinden is in de bakken op de campus en waarin alles draait om de nacht. Wat spoken Nijmeegse studenten uit terwijl jij in een lucide droom zit? Wie zijn opblijvers en bestaan ufo’s echt? Je leest het in de nieuwste Vox.
Een heel bijzondere bewoner van de Hortus is de grote glimworm. Die is in Nijmegen alleen in de botanische tuin of in de buurt daarvan waargenomen. De mannetjes hebben vleugels, de vrouwtjes draaien’s avonds hun lichtgevende achterlijven omhoog en zoeken een open plek in het gras, liefst op kalkrijke grond zoals in het zuiden van de tuin. ‘Zo stijgen hun kansen op voortplanting, want mannetjes kunnen hun licht reeds op tientallen meters zien’, zegt Jansen. De wijfjes glimmen twee uur lang, het vaakst op avonden in juni en juli, en trekken zich dan tot de volgende avond terug in hun schuilplaatjes.
Het grootste insect dat in de Hortus is waargenomen, is het vliegend hert. ‘Op zomeravonden in juni kan je dit met wat geluk waarnemen’, zegt hoogleraar Dierecologie Henk Siepel. ‘De larven leven in oude eikenstronken en voeden zich met een schimmel, ze doen vier tot zes jaar over hun ontwikkeling tot volwassen kever – de duur is afhankelijk van de voedselkwaliteit, maar ook deels van de temperatuur.’ In de Hortus zijn enkele dikke eiken stammen deels begraven om het voor het vliegend hert aantrekkelijk te maken. Ook worden kwijnende eiken zoveel mogelijk intact gelaten, zodat de dieren een natuurlijke broedplaats kunnen vinden.