Als horzels op een paard
Een oproep tot reflectie op universitaire idealen en praktijken
In het boek Denkruimte gaan tien medewerkers van de Radboud Universiteit in op de vraag hoe hun ideale universiteit eruit ziet. Redacteuren Wouter Sanderse en Evert van der Zweerdedraaien vast warm in Vox. ‘We moeten tijd nemen om na te denken over het wezen van de universiteit.’ De universiteit staat onder spanning. De druk om in toptijdschriften te publiceren wordt opgevoerd, waardoor sommige wetenschappers de verleiding niet langer kunnen weerstaan om het met de waarheid niet zo nauw te nemen. In onderzoeksaanvragen moet van te voren worden aangeven wat het onderzoek gaat opleveren. Dat maakt het bijna onmogelijk om nog iets origineels op het spoor te komen. En door bezuinigingen dreigen sommige vakgebieden zoveel studenten kwijt te raken dat ze de studielast maar verlagen. Weg kwaliteit. Het zijn zomaar drie voorbeelden van een vreemde logica die het afgelopen decennium de universiteit is gaan beheersen. Het is de logica van outputfinanciering, meetbaarheid, rankings en impactfactoren, van efficiency, op wantrouwen gebaseerde managementmodellen en doorgeschoten marktdenken. Met de evaluatie van de kwaliteit van onderzoek en onderwijs is op zich niets mis. Maar dan wel op een manier die recht doet aan de aard van dat wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Wat is die ‘aard’? Het beantwoorden van die vraag brengt twee risico’s met zich mee. Het eerste risico is dat een te nostalgisch of romantisch beeld wordt geschetst van ‘echt’ onderzoek of de ‘ware’ universiteit. Het tweede risico is dat men vervolgens gaat klagen dat ‘vroeger alles beter was’ als blijkt dat de universitaire realiteit ver achterblijft bij het ideaal. Waarschijnlijk kennen we allemaal collega’s die zich mopperend terugtrekken binnen de schijnbaar veilige muren van hun studeerkamer. Ze zijn nog niet vertrokken, maar de universiteit is al lang niet meer ‘van hen’. Het is geen gemakkelijke maar wel een belangrijke opgave om bij de beantwoording van de vraag waar de universiteit voor staat optimistisch te blijven – zonder de realiteit uit het oog te verliezen. Dagelijkse routine Bij de beantwoording stuiten we snel op termen als ‘verwondering’, ‘passie’, ‘creativiteit’, ‘vrijheid’ en ‘integriteit’. En in pleidooien voor goed onderwijs zal veel belang aan het ‘inspireren’ van studenten worden gehecht. De universiteit is een plaats waar onderzoekers, die door het een of het ander zijn gefascineerd, er met elkaar achter willen komen hoe de wereld in elkaar zit en waar bevlogen docenten een bijdrage leveren aan de academische en persoonlijke ontwikkeling van jonge mensen. Zoveel mag duidelijk zijn. Maar wat betekent dit nu concreet? Hoeveel vrijheid moeten academici krijgen om hun passie na te streven? Wat mag van een integere onderzoeker of student worden verwacht? Hoe verhoudt de vorming van studenten zich tot de voorbereiding op de arbeidsmarkt? ‘Op zich interessante vragen’, denkt u wellicht, ‘maar wat moet ik ermee? Daar heb ik geen helemaal geen tijd voor!’ Natuurlijk, we hebben het allemaal druk, enorm druk. Maar is dat nu juist geen onderdeel van het probleem? Waar hebben we het precies zo druk mee? Hopelijk niet met het indienen van onderzoeksaanvragen die zelden worden toegekend of met het schrijven van artikelen die niemand leest. Vragen over de kwaliteit van onderwijs en onderzoek hoeven en kunnen niet constant op de voorgrond staan, maar van professionals mag wel worden verwacht dat ze met enige regelmaat die dagelijkse routine doorbreken en afstand nemen van alle voorgeschreven doelen. In een tijd waarin iedereen wel een collega kent die gestrest rondloopt of met een burn-out thuis zit, lijkt de uitdaging vooral te zijn om meer ‘denk-ruimte’ te creëren om met elkaar na te denken over de vraag waar het in onderzoek, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening om begonnen is. Als wij, als de professionele deelnemers aan de wetenschappelijke praktijk zelf, die verantwoordelijkheid niet nemen, doet niemand het. Sterker nog, er zijn genoeg kapers op de kust, zoals de commercie of de politiek, die de universiteit kapen om er hun eigen doelen mee te bereiken. Een traag paard Toegegeven: integriteit, verantwoordelijkheid en inspiratie zijn grote woorden. Hoe kom je erachter wat ze in een universitaire context betekenen? Filosofische theorieën brengen ons niet veel verder. Woordenboekdefinities evenmin. Maar de antwoorden liggen gemakkelijker voor het oprapen dan we denken; ze liggen besloten in ons dagelijkse handelen en oordelen. Bijvoorbeeld wanneer studenten een college als ‘weinig inspirerend’ bestempelen, of wanneer we een overhaast mediaoptreden van een collega ‘onprofessio- neel’ noemen, dan hebben we blijkbaar een idee over wat je van inspirerende en professionele academici mag verwachten. De betekenissen die we aan zulke begrippen toekennen blijven doorgaans onuitgesproken. In een paradijselijke situatie waarin iedereen het met elkaar eens is, is dat geen probleem. Maar, de meningen zijn verdeeld. Daarom is het belangrijk om uit te kunnen leggen aan onszelf, aan elkaar en aan anderen waarom we doen wat we doen. Toch vragen we anderen maar zelden naar hun visie, waarschijnlijk omdat we zelf ook niet ‘lastig gevallen’ willen worden. Dat is jammer. Niet omdat we daarmee de kans mislopen zulke vragen voor eens en altijd te beslechten. Maar wel omdat de voortdurende reflectie op de vraag waaruit de universiteit bestaat nu juist kenmerkend is voor de universiteit. Dat kan op een speciale heidag, in de universitaire media, bij sectievergaderingen en in colleges, maar net zo goed bij de koffieautomaat. Voor een inspirerende vergelijking kunnen we te rade gaan bij de Griekse filosoof Socrates (469–399 vC). Hij vertelde eens dat hij op de stad Athene was neergestreken als een horzel op een groot en edel paard dat door zijn logheid echter wel wat traag geworden was en een prikkel nodig had om wakker te blijven. Hij spoorde zijn Atheense medeburgers daarom aan om zelf na te denken over wat goed en rechtvaardig is, in plaats van zich te conformeren aan heersende conventies. Op soortgelijke wijze proberen de auteurs van het boek Denkruimte hun collega’s tot denken aan te zetten – omdat een ‘grote en edele’ universiteit dat verdient. * ————————————————————————————————————- Wouter Sanderse is promovendus wijsgerige ethiek en secretaris van de Algemene Instellingsgebonden Ethische Commissie (AIEC) van de Radboud Universiteit. Evert van der Zweerde is hoogleraar Politieke Filosofie, directeur van het Centrum voor Ethiek en voorzitter van de Algemene Instellingsgebonden Ethische Commissie (AIEC) van de Radboud Universiteit. Sanderse, W. & Zweerde, E. van der (2012). Denkruimte. Reflecties op universitaire idealen en praktijken. Nijmegen: Valkhof pers. (ISBN 9789056253691, 168 blz., €15,95). Het eerste exemplaar van Denkruimtewordt maandag 30 januari uitgereikt aan rector magnificus Bas Kortman, als afsluiting van de Buytendijklezing.