Backpacken na je studie? In de zeventiende eeuw deden twintigers het al
Als twintiger de wereld rond willen reizen? Het lijkt eigentijds, maar in de zeventiende eeuw trokken jongemannen al door Europa. Neerlandicus Alan Moss onderzocht verslagen van die reizen voor zijn promotieonderzoek. ‘Nu kunnen reizigers er makkelijk een telefoon met Google Maps bij pakken, terwijl je vroeger moest vertrouwen op de contacten die je familie ergens had.’
Waar jongvolwassenen tegenwoordig bergen beklimmen in Azië, hielden afgestudeerde mannen in de zeventiende eeuw zich tijdens hun rondreis bezig met schermen in Frankrijk. Verschil is er dus zeker, maar er zijn ook genoeg overeenkomsten, zo ontdekte Alan Moss (31). Voor zijn promotieonderzoek ontcijferde Moss 107 reisverslagen van jongens op hun zogeheten Grand Tour.
Zonen – geen dochters – van rijke gezinnen maakten na hun studie zo’n rondreis van ongeveer één tot drie jaar tijd. Dat deden zij in Europa, waarbij vooral Frankrijk, Engeland en Italië populaire bestemmingen waren. Daar leerden ze bijvoorbeeld schermen of paardrijden, of behaalden ze een academische bul. Hun ervaringen schreven ze op. Het doel van zo’n reis? Zelfredzaam worden en leren over de wereld.
107 reisverslagen, dat zijn er nogal wat. Wat stond daar allemaal in?
‘Mannen beschreven hun belevenissen op reis, zodat hun ouders wisten wat ze deden. Ze schreven niet alles op. Ze vertelden bijvoorbeeld veel over de nieuwe steden die zij bezochten, maar lieten zaken als duels en bordeelbezoeken meestal achterwege. In mijn onderzoek kijk ik in het bijzonder naar de ontwikkeling van hun identiteit. Hoe reflecteer je op jezelf op reis wanneer je met andere mensen in aanraking komt, en hoe wil je gezien worden door familie die op de achtergrond meeleest?’
Hoe zag die ontwikkeling eruit?
‘Mannen waren op zoek naar een soort gouden middenweg. Aan de ene kant wilden ze laten zien dat ze een verfijnd wereldburger waren, maar aan de andere kant wilden ze zich absoluut niet laten ‘verfransen’ (gewoontes van Fransen overnemen, red.). Dat zou cultureel verraad zijn: dan kwamen ze terug en waren ze ‘verpest’. Het leuke is dat je een verschil tussen verslagen ziet. De ene jongere zette zich wat meer af tegen andere Europeanen, de ander was juist wat neutraler.’
Het fenomeen van rondreizen of backpacken is nog steeds populair. Zijn de reizen van vroeger en nu met elkaar te vergelijken?
‘Zeker wel. De grootste overeenkomst is dat het nog steeds een breukmoment is: je gaat als twintiger op zo’n reis nadenken over wat je wil in het leven. Maar ze zijn ook heel verschillend. Nu kunnen reizigers er makkelijk een telefoon met Google Maps bij pakken, terwijl je vroeger moest vertrouwen op de contacten die je familie ergens had. Als je die niet had, moest je je bijvoorbeeld maar in gebroken Italiaans zien te redden. Daarnaast was er vroeger veel meer gevaar. Zo waren er bandieten, lawines en pestepidemieën.’
Hoe ben je te werk gegaan?
‘In zo’n veertig Nederlandse en Belgische archieven ben ik op zoek gegaan naar reisverslagen. In 2013, toen ik hiermee begon, was dat allemaal nog niet gedigitaliseerd. Daarna begon ik met ontcijferen en transcriberen. Dat was soms best moeilijk en heel arbeidsintensief, want die verslagen zijn allemaal handgeschreven en sommige zijn net geheimschrift. Later ging ik ze vergelijken en schreef ik mijn resultaten op. In totaal duurde dit onderzoek acht jaar.’
Wat kunnen we met de resultaten van je onderzoek?
‘We hebben bronnen die vrij slecht ontsloten waren op tafel gelegd, waardoor we er nu iets mee kunnen doen. Daarnaast weten we nu meer over identiteitsvorming, iets waar we de afgelopen tien jaar veel mee bezig zijn. Kijk naar de stroom aan romans over dit onderwerp of naar de trend van identiteitspolitiek. De vraag ‘Wie ben ik?’ leeft nu ontzettend, maar ook al in de vroegmoderne tijd.’