‘Bier lust ik nog steeds niet’
Twee hebben de universiteit al verlaten. Vox interviewde in augustus drie ‘Nijmeegse Nieuwen’ in hun ouderlijk huis. Ze stonden op de drempel van het studentenleven. Hoe vergaat het ze nu? Beatrijs, Nico en Luuke reageren op zes stellingen.
Stelling 1: Mijn eerste studiekeuze was meteen raak
Beatrijs: ‘Op 1 februari ben ik overgestapt van de Radboud Universiteit naar de HAN. Ik doe nu de pabo.’
Nico: ‘Ik ben ook overgestapt. Ik doe nog steeds informatica, maar nu op hbo-niveau.’
Beatrijs: ‘In het begin vond ik mijn opleiding – ik deed rechten – best interessant. Maar op een gegeven moment werd het heel moeilijk. Ik moest opeens boeken van tweeduizend pagina’s lezen voor een tentamen. Het was niet zozeer het niveau dat ik niet aan kon, maar ik vond het gewoon helemaal niet interessant. Het ergste van rechten is dat alles volgens het boekje moet. Terwijl ik het juist leuk vind om ergens over te discussiëren en dingen op mijn eigen manier te doen.’
Nico: ‘Voor sommige tentamens op de universiteit heb ik echt heel hard geleerd, en dan haalde ik net een zesje. Dan denk je op een gegeven moment: ‘waar doe ik het voor?’ De opleiding was vooral niet praktisch genoeg. Veel theorie en wiskunde, terwijl ik met computers bezig wil zijn. Op het vwo was ik al niet de beste van de klas, maar blijkbaar moet je echt heel goed zijn om informatica op de universiteit te doen.’
Luuke: ‘Ik heb wel de goede keuze gemaakt. Sociologie is een heel interessante studie. Het is opmerkelijk hoe weinig mensen bij ons in het eerste jaar afhaken. Dat komt doordat het zo’n gezellige, kleinschalige studie is. Iedereen kent en helpt elkaar. Dat is heel fijn.’
Stelling 2: De universiteit is precies zoals ik me had voorgesteld
Nico: ‘Alles is heel goed geregeld op de universiteit. Er zijn veel voorzieningen voor studenten. Daar lag het dan ook niet aan dat ik gestopt ben.’
Beatrijs: ‘Tijdens meeloopdagen krijg je geen goed beeld van wat een studie inhoudt. Ze proberen je echt warm te maken voor de opleiding. Als je bijvoorbeeld een casus moet uitwerken, dan pikken ze de leuke onderwerpen eruit.’
Luuke: ‘Mijn meeloopdag was in het Linnaeusgebouw. Niet het mooiste gebouw van de campus, maar het ligt wel naast het Huygensgebouw. Dan denk je wel: ‘wow, daar wil ik studeren.’ Nu zit ik vooral in het Spinozagebouw en in het Collegezalencomplex. Dat zijn niet bepaald de modernste gebouwen. Maar de open dag bij sociologie heeft me wel overtuigd van mijn studiekeuze. Het was veel concreter dan bijvoorbeeld bedrijfskunde, waar ik ook ben gaan kijken. Wat doe je precies als je een cursus volgt over management? Ik vond dat maar vaag.’
Stelling 3: Nijmegen is een toffe studentenstad
Beatrijs: ‘Ja! Ik vind het zo leuk hier. Als je Roosendaal gewend bent, is Nijmegen veel groter. Er is superveel te doen voor studenten. Ik vind het leuk om uit te gaan, dat kan hier veel beter. De sfeer is lekker Brabants, dus dat voelt vertrouwd.’
Nico: ‘Ik wist niet of ik het fijn zou vinden om in een stad te wonen. Ik dacht dat je dan veel last zou hebben van drukte en geluidsoverlast. Maar dat valt heel erg mee. Alles is lekker dichtbij. In Bergambacht was maar één Albert Heijn. Hier kan je kiezen uit vier supermarkten die allemaal in de buurt zijn. Vooral de omgeving van Nijmegen is fantastisch. De combinatie van de rivier en het landschap is prachtig. Net als het Reichswald, richting Kleef. In het weekend is het daar heerlijk fietsen.’
Luuke: ‘Nijmegen heeft meer te bieden dan Heerlen. Het is een stuk groter, maar je kan wel alles op de fiets doen, dat is erg fijn. Uitgaan doe ik meestal in El Sombrero en de Fuik. Met mooi weer vind ik het leuk om naar het Goffertpark te gaan. Weet je wat ook fijn is? Dat ze hier een Zara hebben, dat is echt mijn favoriete kledingwinkel.’
Beatrijs: ‘Bij goed weer ben ik in het Kronenburgerpark te vinden. Zo mooi, en allemaal studenten die daar liggen te chillen.’
Stelling 4: Sinds ik in Nijmegen woon, ben ik een ander mens
Nico: ‘Ik denk niet dat ik mij opeens heel anders gedraag, maar ik denk wel dat ik nieuwe vaardigheden heb opgedaan. Ik ben actief binnen Ichthus, een christelijke studentenvereniging. Dan kom je met veel mensen in contact, het is een heel hechte gemeenschap. We eten samen, lezen samen de Bijbel. De nadruk ligt in ieder geval niet op het zuipen, gelukkig. Ik drink af en toe een wijntje, dat vind ik wel lekker. Maar bier lust ik nog steeds niet. Dat ik nu een actiever sociaal leven heb, vergroot mijn sociale vaardigheden. Volgend jaar ga ik in het bestuur van Ichthus, dus ik leer nu bijvoorbeeld ook begrotingen maken.’
Luuke: ‘Als ik met vriendinnen van de studie ’s avonds in café Samson zit, betrappen we onszelf er wel eens op dat we over het integratievraagstuk praten. Daar zou ik het met mijn vriendinnen in Limburg niet zo snel over hebben, haha. Door mijn studie ga je wel anders naar dingen kijken. Als je naar het nieuws kijkt, bijvoorbeeld. Je ziet veel dingen uit de studie terugkomen.’
Beatrijs: ‘Zodra je op kamers gaat, word je een stuk sneller volwassen. Als je geen boodschappen doet, is er geen eten. Als je de lakens van je bed nooit wast, lig jij in een stinkbed. Bij mijn ouders hoefde ik dat niet te doen. Nu ben ik er zelf verantwoordelijk voor. Maar ik ben niet losgeslagen nu ik op kamers woon. Uitgaan doe ik al sinds mijn veertiende, dus waarom zou ik nu opeens elke avond de kroeg ingaan? Ik wil mijn tentamens ook halen.’
Nico: ‘Ik huur een klein kamertje in het huis van een bejaard echtpaar. Ik kan mee-eten als ik dat wil. Het is een prima overgang van bij mijn ouders wonen naar op eigen benen staan. Ik geniet van de vrijheid van het op kamers wonen. Ik ben niet meer gebonden aan regels, zoals dat ik om zes uur ’s avonds naar beneden moet komen voor het eten. Veel activiteiten van de studentenvereniging zijn in de avond. Daar kan ik gewoon heen zonder gezeur of ik mijn huiswerk wel af heb.’
Stelling 5: De weekenden zijn om naar huis te gaan
Luuke: ‘Het is heel gezellig om in het weekend weer thuis te komen. Het is nu toch specialer, je hebt veel te vertellen. Ik kan mijn zusje Lonne weer zien, bij mijn opa en oma op bezoek. En ik heb sinds kort een vriend. Hij komt net als ik uit Voerendaal en studeert in Maastricht. Hij doet hbo: dan heb je veel meer les dan op de universiteit. We zien elkaar daarom alleen in het weekend. Maar hij komt ook wel eens naar Nijmegen. Ik wil mijn vriendinnen in Limburg ook graag zien, dus ik ga in het weekend vaak naar huis.’
Beatrijs: ‘Ik was het laatste kind dat het nest verliet. Dat vind ik wel zielig voor mijn ouders, ik voel me er zelfs een beetje schuldig over. Maar zij vinden het hartstikke fijn voor mij dat ik het zo leuk heb in Nijmegen. Ik doe nu een studie die me bevalt, heb een heel mooie kamer. Eens in de drie weken ga ik zeker nog naar Roosendaal.’
Nico: ‘Eigenlijk wilde het echtpaar bij wie ik inwoon dat ik elk weekend naar huis ga. Maar dat vind ik wat veel. Ik ga eens in de twee weken. Leuk om weer thuis te zijn, om mijn broers weer te zien.’
Stelling 6: Ik heb mijn toekomst precies uitgestippeld
Beatrijs: ‘Dat ik overgestapt ben naar de HAN, wil nog niet zeggen dat ik de universiteit definitief vaarwel heb gezegd. Ik wil naast de pabo vakken gaan volgen bij pedagogische wetenschappen. Als ik mijn hbo-diploma dan binnen heb, hoef ik maar een eenjarige premaster te doen om toegelaten te worden tot de master onderwijskunde. Mijn ouders én grootouders werken of hebben gewerkt in het onderwijs. Zij maakten al grapjes dat het niet zo slim was om rechten te gaan studeren. Met zo’n familie ben je immers gedoemd het onderwijs in te gaan. Maar ik wil niet tot mijn 65ste voor de klas staan. Eerder lesmethodes ontwikkelen of in een directie plaatsnemen.’
Nico: ‘Ik ben zeer geïnteresseerd in digitale veiligheid. Daar hebben ze aan de Radboud Universiteit een speciale opleiding voor. Misschien dat ik die master nog wel ga volgen. Maar eerst maar eens mijn hbo-diploma halen.’
Luuke: ‘De docenten die bij sociologie rondlopen, zijn erg leuk. Dat zie ik mezelf in de toekomst ook wel doen: lesgeven aan de universiteit. Je moet dan natuurlijk ook onderzoek doen, maar dat lijkt me ook wel wat. Wie weet word ik wel promovendus!’ / Mathijs Noij
Luuke in de zomervakantie, wat zei ze toen? Veel tijd bracht Luuke Schmidt in de zomervakantie door op de bank, samen met haar zusje Lonne. ‘Voor haar voel ik me echt schuldig dat ik het huis uit ga.’ Maar Luuke was erg toe aan een eigen plek, in een nieuwe stad. ‘Het wordt tijd voor de volgende stap.’ Bestemming: Nijmegen, want kleinschaliger en gezelliger dan Utrecht of Amsterdam. Tijd voor een vriendje had ze niet. ‘Ik ga wel studeren, hoor.’
En Nico? ‘Of je nu in Nijmegen of Delft gaat studeren, dat maakt in mijn ogen niet uit’, zei Nico van Draanen afgelopen zomer. Hij koos voor Nijmegen, want daar staat informatica hoog aangeschreven. Het geloof is voor Nico het allerbelangrijkst. Zijn Bijbel heeft hij altijd bij zich, of hij nu thuis in Bergambacht is of in Nijmegen, want die staat op zijn telefoon. Hij keek uit naar de introductie, maar was niet van plan veel te gaan drinken. ‘Gek doen kan ook zonder alcohol.’
En tot slot: Beatrijs de Coninck werd thuis flink in de watten gelegd. ‘Ik ben best verwend’, zei ze op de bank in Roosendaal. Neemt niet weg dat ze flink ambitieus aan haar studie rechten begon. ‘Ooit wil ik leidinggeven aan mijn eigen advocatenkantoor.’ Toch kende ze twijfels: ‘Gaat dat wel lukken? Ik was echt geen briljante leerling.’ Haar anti-autoritaire houding – ‘ik geef graag mijn mening’ – was een andere reden tot zorg. ‘Pikken hoogleraren op de universiteit dat wel?’
Dit artikel staat ook in de nieuwe Vox.