Bloos, stotter, zweet… Zo ga je om met verlegenheid

18 okt 2019

Stijn Zunneberg fietste na college liefst meteen naar huis. Medestudenten ging hij uit de weg. De reden: hij was verlegen. Inmiddels is hij afgestudeerd historicus en freelance journalist. Hij ging terug naar de campus om uit te zoeken hoe problematisch verlegenheid eigenlijk is als je studeert.

Moet ik gedag zeggen? Ik loop richting de collegezaal. Er staan pas drie mensen te wachten en ze zijn al in gesprek. Laat ik niet te dichtbij gaan staan. Ook niet te veraf. Zo’n twee meter is genoeg. ‘Hoi’, mompel ik en zonder hun reactie af te wachten, begin ik naar mijn schoenpunten te kijken, hopend dat het snel drukker wordt, zodat mijn aanwezigheid wat minder opvalt. Ik vlucht in mijn telefoon. Niet te lang. Ze moeten niet denken dat ik aan mijn scherm gekluisterd ben. Ik begin wat met m’n handen te spelen, knak mijn vingers en doe alsof een loslatende nagel mijn aandacht trekt. Er komt iemand aan en ik kijk op. Recht in de ogen van een meisje. Een mooi meisje ook nog en ze komt pal naast mij staan. Snel de blik omlaag. Mijn handen worden klam en mijn oksels vochtig. Gelukkig, daar is de docent. Eenmaal binnen wordt het makkelijker. Dan kan ik me, kijkend naar schrift en boeken, weer een enigszins normale houding geven.

‘Mijn handen worden klam en mijn oksels vochtig’

Tot ver in mijn studie gedroeg ik me ongeveer zo. Ik was stil tijdens werkgroepen, vermeed medestudenten en verdween na colleges snel huiswaarts. Mijn scriptiebegeleider had dan ook een punt toen ze tijdens de diploma-uitreiking suggereerde dat mijn scriptie over verlegenheid naast eindwerkstuk ook een groot zelfonderzoek was geweest. Ik las over verlegen grootheden zoals Charles Darwin of George Best, die zijn verlegenheid maskeerde met vele liters ‘liquid confidence’. Zelfs de hyperextraverte actrice Raquel Welch bekende: ‘Eigenlijk ben ik heel verlegen.’ Hun verlegenheid viel in het niet bij de sociale angst van de vijfde graaf van Portland. Hij beval zijn dienaren om hem in het voorbijgaan niet aan te kijken, communiceerde via briefjes en bouwde uiteindelijk een tunnelstelsel onder zijn kasteel om sociaal ongemak te vermijden. Met een bezoek aan de studentpsycholoog en deelname aan een assertiviteitstraining kwam ik er dus goed van af.

Hoe belemmert verlegenheid anderen? Volgens de website van de Vereniging van Verlegen Mensen is 40 procent van de bevolking verlegen. De helft ervaart verlegenheid als zware last. Logischerwijs lopen dus ook op de Radboud Universiteit genoeg mensen, van studenten tot hoogleraren, rond die geplaagd worden door sociale angst. Hoe zit dat? Hoe problematisch kan het zijn? En kan verlegenheid ook in je voordeel werken? Ik ga op zoek naar antwoorden.

Of een angststoornis

Te beginnen met de vraag: wat ís verlegenheid? ‘In eerste instantie een menselijke eigenschap’, zegt Marieke van den Burgh, studentpsycholoog aan de Radboud Universiteit. ‘De angst om negatief beoordeeld te worden door anderen’, stelt Wolf-Gero Lange die als psycholoog bij de afdeling klinische psychologie sociale angsten onderzoekt. ‘Iedereen heeft er in meer of mindere mate last van, maar als vriendschappen, studie, of werk er onder gaan lijden, kun je gaan denken aan een angststoornis.’

Illustratie: Roel Venderbosch

Lange spreekt bewust van sociale angst in plaats van verlegenheid. ‘Beide termen worden vaak door elkaar gebruikt, maar verlegenheid gaat meer over zichtbaar gedrag en sociale angst vooral over de emoties die dat gedrag uitlokken.’ Iemand die de kat uit de boom kijkt, of even geen behoefte heeft aan sociaal contact, kan in zijn vermijdingsgedrag hetzelfde ogen als iemand met sociale angst, zegt Lange. ‘Daarbij draait het ook om hoe mensen zichzelf zien: verlegen mensen zijn niet per se angstig, terwijl sociaal angstigen zichzelf niet per se verlegen vinden.’

Wat zegt het eerder genoemde percentage van 40 procent over het aantal verlegen of sociaal angstigen op de campus? Dat hangt af van de definitie, zegt Lange. Zo voldoet – afgaande op de definitie in de vierde versie van de Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders (1994/2000) – 9 tot 13 procent van de mensen in het westen minstens eenmaal in zijn leven aan de beschrijving van een sociale angststoornis. ‘In de vijfde versie (2013) is de definitie iets aangescherpt en zouden deze percentages waarschijnlijk lager uitvallen.’

‘Waarschijnlijk zijn er ook studenten die té verlegen zijn om op een psycholoog af te stappen’

Studentpsycholoog Alex Buiks van de Radboud Universiteit noemt een vergelijkbaar percentage. ‘Tijdens mijn gesprekken heeft 5 tot 10 procent problemen met sociale angsten. Maar waarschijnlijk zijn er ook studenten die té verlegen zijn om op een psycholoog af te stappen of hulp te zoeken.’ Daarentegen lopen er ook studenten rond die hun verlegenheid niet problematisch genoeg vinden om op zoek te gaan naar hulp, vult Van der Burgh aan.

Psychologen Buiks en Van der Burgh spreken studenten met zeer concrete angsten als niet durven praten in colleges of niemand durven vragen voor groepsopdrachten. ‘Maar we zien ook structurele problemen zoals een onvermogen om vrienden te maken of een relatie te krijgen’, aldus Buiks. Terwijl de studententijd juist daarvoor geknipt lijkt. Van der Burgh: ‘De stap naar de universiteit kan bevrijdend voelen. Een nieuw begin en volop mogelijkheden om nieuwe mensen te leren kennen. Tegelijkertijd zie je studenten, bijvoorbeeld door sociale angst, vasthouden aan hun bekende omgeving, waardoor ze moeilijk aansluiting vinden.’

‘Alleen als het moet’

Dit gold bijvoorbeeld voor Gijs (23), student bedrijfskunde, die net als ik de assertiviteitstraining van de Radboud Universiteit volgde. Mede door een vriendengroep die hij al lang kende, had hij aan sociaal contact geen gebrek, maar was de aandrang om nieuwe mensen te ontmoeten lager. ‘Op sociaal gebied haalde ik er niet alles uit’, vertelt hij. ‘Dan kwam ik thuis van een feestje en bedacht ik me dat ik weer alleen met mijn vrienden had staan praten.’ Achteraf durft hij wel te zeggen dat hij gesprekken met vreemden gewoon ontweek. ‘Toch uit angst dat mensen je raar vinden. Als ik niet echt met iemand hoefde te praten, deed ik het niet.’

‘Met vrienden praatte ik eigenlijk nooit over persoonlijke zaken’

Van een assertiviteitstraining was Gijs niet direct overtuigd. ‘Aanvankelijk kwam ik bij de studentpsycholoog voor iets heel anders, dus het verbaasde me dat hij over de training begon. Het paste niet helemaal bij mij. Ik ben bijvoorbeeld niet bang om presentaties te geven en vind het ook niet moeilijk om mensen de hand te schudden.’ Toch bood de cursus uitkomst; voor Gijs was het een externe stimulans om zichzelf uit te dagen en juist wél op mensen af te stappen. De cursus leerde hem ook meer over de omgang met zijn vrienden. ‘Onderdeel van de training is open staan voor anderen, en jezelf ook open stellen, zodat je betere gesprekken krijgt. Met vrienden praatte ik eigenlijk ook nooit over persoonlijke zaken.’

Gijs weet inmiddels dat hij niet de enige is. Voor studenten kan verlegenheid een last zijn, denkt hij. ‘Tegen hen zou ik willen zeggen: wees niet bang om actie te ondernemen en doe er iets aan nu je nog studeert. Later wordt het alleen maar moeilijker.’

Gijs heeft besloten de uitdaging op te zoeken. ‘Ik laat me niet meer afschrikken door de spanning en zal steeds weer nieuwe dingen doen totdat ik er geen last meer van heb.’ En hij voegt de daad bij het woord. Vanaf september studeert Gijs een halfjaar in Shanghai.

Verminderde studieprestaties

Waar Gijs’ verlegenheid zijn studieprestaties nauwelijks belemmerde, levert het andere studenten grotere problemen op, weet studentenpsycholoog Buiks uit ervaring. ‘Sommige studenten kiezen hun vakken zo, dat ze groepsopdrachten en presentaties kunnen vermijden. Hoewel ik niet vaak heb meegemaakt dat studenten door dit soort opdrachten met een vak of zelfs hun studie (moesten) stoppen, stellen ze hun opdrachten uit en krijgen ze vaak te maken met stressklachten.’ Maar teveel spanning tijdens presentaties kan leiden tot blackouts, stotteren, zacht praten of blozen. ‘Dan gaan ze de taken wel aan, maar komt er veel minder uit dan er in zit.’

Illustratie: Roel Venderbosch

Lucienne van der Geld, docent notarieel recht, herkent dit beeld. Mondelinge tentamens blijken vooral voor verlegen studenten een zware dobber. Regelmatig heeft ze trillende of transpirerende studenten tegenover zich. Soms hebben ze zelfs kalmerende middelen gebruikt. ‘Een student was ooit zodanig onder invloed dat hij geen primaire reactie meer kon geven, terwijl een ander was vastgeplakt aan zijn jasje door het zweten’, vertelt ze.

Van der Geld en haar collega’s geven vooraf tips en proberen de kandidaten tijdens het mondeling op hun gemak te stellen, ‘maar het blijft natuurlijk lastig, mede door de spookverhalen die studenten elkaar vertellen over het mondeling. Sommige studenten vallen stil, terwijl anderen hun spanning maskeren met een spraakwaterval.’ Het is geen ramp om het mondeling niet in een keer te halen, benadrukt Van der Geld. ‘Dan weten studenten de volgende keer wat ze kunnen verwachten.Maar iedereen moet erdoorheen. ‘Als jurist zijn presentatievaardigheden ontzettend belangrijk, maar eigenlijk geldt dat voor iedere baan. Er zijn nauwelijks beroepen die je geheel solitair kunt uitoefenen.’

Verlegen wetenschappers?

Zelf was ik zeker geen liefhebber van presentaties en groepsopdrachten, al merkte ik dat ik mijn sociale vaardigheden verbeterden toen ik freelance bij universiteitsblad Vox ging werken. Het scheelde dat ik me achter mijn rol als journalist kon verschuilen; ik móest wel contact maken met anderen om tot fatsoenlijke artikelen te komen. Hoewel interviews nog steeds niet mijn lievelingsonderdeel zijn, ben ik minder zenuwachtig en kom ik beter uit mijn woorden.

Logisch, vindt studentenpsycholoog Buiks. ‘Tot pakweg je dertigste ben je veel bezig met hoe mensen over je denken. Daarnaast doe je allerlei nieuwe, spannende dingen die je verlegen kunnen maken.’ En in sommige gevallen verdwijnt het ongemak nooit helemaal. ‘Sociale angst als gevolg van onzekerheid, bijvoorbeeld door pesten, kun je met therapie goed verhelpen, maar als het in de familie zit kan je verlegenheid slechts aanpassen.’

‘Tot pakweg je dertigste ben je veel bezig met hoe mensen over je denken’

En wetenschappers dan, hoe gaan die om met verlegenheid? Ik benaderde onderzoekers, onderwijsdirecteuren en persvoorlichters met de vraag ‘ben of ken jij een verlegen wetenschapper’. Hoewel ze de kwestie interessant vonden, zei niemand een geschikte kandidaat te kennen. Ook het doorsturen van mijn mail leek ze ongepast en over zelf meewerken repte niemand met een woord.

Het verbaast Buiks niets. ‘Er hangt een taboe rond verlegenheid. Nederlanders lopen sowieso niet echt te koop met persoonlijke dingen. Problemen als burnout of depressie bespreken ze niet snel openlijk.’

Terwijl met verlegenheid of terughoudend gedrag helemaal niets mis is, zegt collega-psycholoog Lange. ‘Ook niet als het wetenschappers betreft. Maar de diagnose sociale angststoornis houdt juist in dat de angst en het hieruit volgende gedrag onder andere je carrière significant belemmert. Geef je ondanks de spanningen met trillende stem een presentatie, dan is er niks aan de hand. Maar durf je geen contacten aan te knopen met collega’s die nou juist de expertise hebben die jij mist, of durf je je begeleiders niet tegen te spreken om je onderzoek een eigen draai te geven of blijf je het inleveren van een artikel maar uitstellen omdat het nog niet perfect is, dan ga je een moeilijke weg tegemoet als wetenschapper. Kennis alleen is helaas niet genoeg.’

Ga naar buiten

Van der Geld relativeert: ‘Ik ken verlegen collega’s die van de zenuwen rode vlekken in hun nek krijgen, maar wél tot in de puntjes zijn voorbereid. Dat heb ik veel liever dan iemand die wel een vlotte babbel heeft, maar weinig inhoud.’ Zo beschouwd kan verlegenheid dus wel degelijk nut hebben. Buiks: ‘Vrijpostigheid kan mensen tegen de borst stoten.’ Student Gijs deelt die positieve kijk op verlegenheid. ‘Bedachtzaamheid kan heel zinnig zijn. Hoe vaak hoor je mensen niet zeggen ‘waarom flap ik dit er nou weer uit?’

Vanuit mijn eigen ervaring kan ik daaraan toevoegen dat verlegenheid een unieke blik op de wereld met zich meebrengt. Waar ik onder de mensen regelmatig struikel over subtiele sociale conventies, voel ik me op mijn gemak als ik vanaf de zijlijn ongestoord naar interacterende mensen kan kijken. De wereld zou een stuk minder interessant zijn met enkel praatgrage, extraverte gezelschappen. Verlegenheid geeft het sociale leven kleur, maar alleen als je aan dat leven deelneemt. Dus (en dit advies geldt net zo goed voor mijzelf): bloos, stotter, zweet en twijfel, maar ga wél naar buiten. Als de spanning je te veel wordt zeg je gewoon: ‘Eigenlijk ben ik heel verlegen.’ Niemand die ervan opkijkt.

 

2 reacties

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!