Broer en zus: negatieve aandacht is beter dan geen aandacht
Jongeren die geen relatie of een conflictrelatie hebben met hun broer of zus voelen zich slechter, dan jongeren die een harmonieuze of haat-liefde relatie met elkaar hebben. Ze hebben vaker last van eenzaamheid, depressieve gevoelens en een lage zelfwaardering. De negatieve aandacht binnen een conflictrelatie lijkt echter wel beter dan helemaal geen relatie. Dat blijkt uit onderzoek van orthopedagoog Marleen Derkman naar relaties tussen adolescente broers en zussen.
Derkman, die op 27 oktober promoveert op dit onderzoek, onderzocht relaties tussen broers en zussen, ook wel siblingrelaties genoemd, in 428 gezinnen. De jongeren waren tussen de 13 en 22 jaar oud. Derkman: ‘De siblingrelatie is een bijzondere relatie, vaak de langst durende in iemands leven. Die relatie heeft een uniek effect op de ontwikkeling en het welzijn van die persoon.’
Warmte
Derkman maakte onderscheid tussen vier relatietypen. De meest voorkomende – bij 33 procent van de gezinnen – is een harmonieuze relatie met veel wederzijdse liefde en warmte en weinig conflicten. Deze relatie komt het meest voor tussen zussen (42 procent van alle gevallen binnen dit relatietype), of zus en broer.
De haat-liefderelatie is, met 31 procent, ook veelvoorkomend. De haat-liefderelatie komt vaak – in 57 procent binnen dit relatietype – voor bij een oudere broer met een jongere broer of zus. Er wordt geruzied, maar ook veel gedeeld. De warmte compenseert de conflicten en blijkt een buffer voor het welbevinden, constateert Derkman.
De conflictueuze relatie komt het minst vaak voor: bij 14 procent. Er is veel conflict, zonder dat er sprake is van de compenserende warmte. Van helemaal geen betrokkenheid (weinig warmte, weinig conflict) tussen broers en zussen was sprake in 22 procent van de gezinnen. In gezinnen met deze broer- en zuscontacten vormde ouderlijke steun vaak een compensatie.
Conflicten horen bij generatie
Ruim een derde van de broer-zusrelaties kenmerkt zich door onverschilligheid of conflict zonder enige warmte. Reden tot zorg? Derkman: ‘Niet direct hoor. Het gaat om jongeren in de adolescentie, een periode waarin bijna iedereen conflicten heeft, over grote, maar heel vaak ook over kleine dingen. En er is hoop: het gaat over. Je ziet dat de conflicten afnemen als een van de twee het huis uit gaat.’
Overigens bleek de kwaliteit van de siblingrelatie niet van invloed op het besluit om op kamers te gaan. Daarvoor lijken andere factoren, zoals de financiële relatie en familiale of culturele waarden en normen meer doorslaggevend. Maar als de jongeren eenmaal uit huis zijn, wordt het contact met broer of zus beter. / Bets Berntsen
Marleen Derkman (Tubbergen, 1985) studeerde pedagogische wetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen en behaalde haar master in 2007. Aansluitend begon ze als onderzoeker bij het Behavioural Science Institute, waar ze haar promotieonderzoek verrichtte.