Coassistenten mogen hopen op vergoeding
Geneeskundestudenten worden extra hard getroffen door het leenstelsel, omdat zij zo’n drie jaar onbetaalde coschappen moeten lopen. Minister Bussemaker gaat voor de zoveelste keer bekijken of daar iets aan te doen is. ‘Dit speelt al vanaf 2002.’
Geneeskundestudenten die dit jaar aan hun studie zijn begonnen, zijn niet te benijden. Tijdens hun zesjarige studie krijgen ze geen studiefinanciering meer, terwijl ze tijdens hun coschappen – die zo’n drie jaar duren – zo veel en onregelmatig moeten werken dat ze geen bijbaantje kunnen nemen. Hun studieschuld loopt daardoor enorm op. Minister Jet Bussemaker gaf vorige week aan voor de zoveelste keer te gaan kijken of coassistenten in de toekomst toch een vergoeding kunnen krijgen als pleister op de wonde.
Volgens onderzoeken van studentenorganisaties zal de gemiddelde geneeskundestudent die onder het leenstelsel heeft gestudeerd 38.000 euro studieschuld hebben bij zijn afstuderen. Het Centraal Plan Bureau berekende dat dat voor de gemiddelde student ‘slechts’ 26.000 euro is. ‘Geneeskundestudenten worden onevenredig hard getroffen door het leenstelsel’, zegt Bauke Haisma, voorzitter van de Nijmeegse Ko-Raad, die opkomt voor de belangen van coassistenten. ‘En het is niet zo dat coassistenten er makkelijk bij kunnen werken – gemiddeld zijn ze 55 uur per week bezig in het ziekenhuis. Dan blijft er weinig tijd over.’
Perspectief
Onbetaalde coschappen worden vaak verdedigd met het argument dat toekomstige artsen later genoeg geld verdienen om hun studieschuld af te lossen. Daar valt wat voor te zeggen: uit onderzoek van Elsevier blijkt dat geneeskundestudenten een goed baanperspectief hebben. Een geneeskundestudent vindt gemiddeld na drie maanden een baan op niveau en verdient na anderhalf jaar dertien procent meer dan de gemiddelde universitaire alumnus.
Toch vertelt dat volgens Haisma niet het hele verhaal. ‘Het baanperspectief voor geneeskundestudenten is zelden zo slecht geweest. Er zijn veel afgestudeerde studenten die op een opleidingsplek tot specialist wachten. Daarnaast neemt het aantal maatschappen steeds verder af, waardoor artsen in loondienst gaan en zo’n dertig procent minder verdienen.’
Of de vergoeding er komt – belangenverenigingen vragen om 280 euro per maand als doekje voor het bloeden – is zeer de vraag. Belangrijkste probleem: een stagevergoeding kost geld, maar levert het ministerie niets op. Toch geeft Haisma de hoop niet op. ‘Dit dossier speelt al vanaf 2002, maar is door de invoering van het leenstelsel weer actueel geworden. Hopelijk bereiken we nu wel een resultaat.’ / Tim van Ham
Iris Roggema schreef op 21 december 2015 om 13:52
Hopen mag toch altijd?